Dure euro komt vooral door zwakke dollar
De euro bereikte maandag een historisch hoogtepunt. De hoge koers heeft weinig van doen met Europese prestaties, maar des te meer met de economische situatie in de Verenigde Staten. Toekomstige bewegingen van de munteenheid blijven onvoorspelbaar.
Op 1 januari 1999 werd de euro geïntroduceerd tegen een koers van 1,17 dollar. Volgens critici zou de Europese eenheidsmunt nooit kunnen concurreren met de Amerikaanse dollar. Zij leken het gelijk aan hun kant te krijgen. Direct na introductie zette de euro een forse daling in en belandde in 2001 op een historisch dieptepunt van 0,823 dollar. Interventie door de Europese Centrale Bank (ECB) moest de koers voor verder afglijden behoeden.
Het kan verkeren. De euro bereikte maandag zijn hoogste stand ooit ten opzichte van de dollar. Op de valutamarkt noteerde de Europese munt 1,2986 dollar, na vrijdagavond al een record te hebben gebroken. Het vorige hoogtepunt dateerde van 18 februari dit jaar.
De huidige koersontwikkelingen vallen volgens Fortis-econoom E. de Groot „wel een beetje te verklaren”, maar zijn vooral „sentimentgedreven.” De gestegen waarde van de euro tegenover de dollar heeft volgens de econoom weinig te maken met Europese prestaties, maar alles met de uiterst zwakke positie van de dollar. „Er is sprake van een zeer negatief dollarsentiment.”
Toekomstige ontwikkelingen op de valutamarkt zijn volgens De Groot moeilijk te voorspellen „Het kan alle kanten op, zonder dat daar een duidelijk economisch verhaal bij valt te houden.”
Afzwakkende Amerikaanse groei, stijgende olieprijzen en een oplopend begrotingstekort vormen de ingrediënten voor de sterke relatieve daling van de dollar in de afgelopen maanden. Bovendien neemt het Amerikaanse handelstekort steeds zorgwekkender vormen aan.
Dit handelstekort ontstaat doordat Amerikanen meer importeren dan ze exporteren. Ze leven als het ware op de pof. Export levert geld op, import kost geld en dus gaat er meer geld het land uit dan erin komt. Dit tekort wordt met buitenlands geld aangezuiverd.
Volgens De Groot verergeren de huidige hoge olieprijzen het handelstekort. „Dure olie doet de goederen die Amerika importeert in prijs stijgen. De waarde van de import stijgt hierdoor en het handelstekort verergert. Voor Europa geldt in dit verband hetzelfde, ware het niet dat de Amerikaanse tekorten al extreem hoog waren.”
Volgens De Groot is de daling van de dollar economisch goed te verklaren, maar zou de Amerikaanse munt vooral moeten dalen tegenover Aziatische munten en minder tegenover euro.
Hierin schuilt echter een belangrijk probleem, constateert ook S. van der Voort van SNS Securities. „Het handelstekort van de Verenigde Staten is verreweg het grootst met Aziatische landen, vooral met China.” Het probleem is echter dat sommigen van deze landen hun munt aan de dollar hebben vastgeklonken, zoals met de Chinese yuan het geval is. „Er blijft voor de dollar weinig anders over in waarde te dalen tegenover de euro of de yen. En dat gebeurt dan ook.”
De precieze effecten van een dure euro voor de Nederlandse economie zijn moeilijk te bepalen. Natuurlijk is een dure euro slecht voor de Nederlandse concurrentiepositie. Producten van buiten het eurogebied worden relatief goedkoper. Daar staat echter tegenover dat binnen de Europese Unie vooral onderling wordt gehandeld en die handel wordt in euro’s afgerekend.
Daarnaast worden alle geïmporteerde grondstoffen (zoals olie) die in dollars worden afgerekend, in euro’s goedkoper. Hierdoor drukt een hoge eurokoers de inflatie en kunnen rentestijgingen door de ECB achterwege blijven, wat weer positief is voor economische groei.
De zwakke dollar levert vooral problemen op voor Nederlandse bedrijven die activiteiten ontplooien in de Verenigde Staten. Deze ondernemingen ontvangen hiervoor dollars, maar rapporteren hun resultaat in euro’s. En dollars leveren momenteel weinig euro’s op.
Van Amerikaanse kant valt weinig te verwachten om de daling van de dollar tegen te gaan. Een goedkope dollar bevordert de Amerikaanse export. Actie zal dus moeten komen van de ECB. Tot nu toe toonde ECB-president Trichet zich weinig bezorgd over de opmars van de euro. Maandagnoemde hij de stijging van de eenheidsmunt echter „heftig” en „onwelkom.” Direct na deze verbale interventie zakte de koers van de euro wat terug omdat handelaren speculeerden op toekomstige interventie door de ECB.
In februari hikte de euro al eerder tegen de 1,30 dollar aan. Ook toen liet Trichet merken deze wisselkoersbeweging wat te heftig te vinden. Tot ingrijpen kwam het destijds niet vanwege een opleving van de dollar na een reeks positieve cijfers over de Amerikaanse economie. Het lijkt erop dat de pijngrens van de euro voor de ECB ligt rond de 1,30 dollar.