Controle op vaarsnelheid
De waterpolitie in Zeeland gaat de hinder die snelvarende schepen op de Westerschelde veroorzaken in kaart brengen. Vooral op het laatste traject tussen Zeeland en België klagen veel binnenschippers over het vaargedrag van de grotere zeeschepen.
Tot voor kort was er geen meldpunt waar schippers met hun klachten terechtkonden. Daardoor bleef veel wrijving bestaan tussen zee- en binnenvaartschippers, terwijl een oplossing niet in het verschiet leek te liggen. Sinds vorige maand kunnen schippers die een melding hebben over te hard varen echter terecht bij de verkeerstorens die aan de Westerschelde staan. De politie inventariseert de klachten voor de duur van een jaar.
Met het in kaart brengen van de klachten wordt nu actie ondernomen op een terrein waar al jaren moeilijkheden liggen. De Westerschelde is een van de drukst bevaren zeeroutes in de wereld. Allerlei soorten schepen varen van en naar de havens van onder meer Antwerpen, Hansweert, Terneuzen, Vlissingen en Zeebrugge. De verschillende vaarwegen lopen via honderden boeien tussen zandbanken door. Met name het gedeelte van de Westerschelde in het oosten van Zeeland, bij Rilland-Bath, is erg smal. In dit Nauw van Bath hadden in het verleden verschillende aanvaringen plaats. Voor de waterpolitie vormde dat vorig jaar aanleiding om een snelheidslimiet in te stellen voor dit traject.
De belangenorganisatie van binnenvaartschippers, Koninklijke Schuttevaer, wil graag dat een dergelijke limiet wordt ingesteld voor de hele Westerschelde. Volgens de organisatie ondervindt de binnenvaart regelmatig grote hinder van de hoge golven die snelvarende zeeschepen veroorzaken. De gemiddelde snelheid van zeeschepen zou volgens Schuttevaer 30 tot 40 kilometer per uur bedragen. De belangenvereniging wil die snelheid graag terugbrengen naar 12 mijl, ongeveer 25 kilometer per uur.
De loodsen die op de Westerschelde varen zijn het niet eens met de kritiek van de binnenvaartschippers. Volgens de Belgische Beroepsvereniging van Loodsen (BBvL), die met veel loodsen aanwezig is op de Westerschelde, is de zeevaart bepaald niet de enige veroorzaker van de hinder. Ook kleinere vaartuigen, zoals sleepboten en zandschepen, kunnen volgens de BBvL hoge boeg- en hekgolven veroorzaken.
Als reactie op de eis van Schuttevaer dat de snelheidslimiet wordt verlaagd, kwam de loodsenvereniging met het voorstel dat binnenvaartschippers voortaan alleen nog met een speciaal vaarbewijs de Westerschelde zouden mogen bevaren. Dit Scheldepatent zou een waarborg zijn voor gedegen kennis van het gebied. Op de Rijn is overigens al jaren een soortgelijk bewijs verplicht voor de binnenvaart; het zogeheten Rijnpatent. Verder stelde de BBvL een minimumsnelheid voor, omdat te langzaam varen even gevaarlijk zou zijn als te snel.
Minister Peijs (Verkeer en Waterstaat) probeerde de ruzie deze zomer op te lossen met haar voorstel de vaarwegen voor zee- en binnenvaart op de Westerschelde te scheiden. Het voorstel kreeg geen warm onthaal; met name de binnenvaartschippers houden vast aan hun eis van een snelheidsbeperking. Minister Peijs wordt bij het ontwikkelen van beleid voor de Westerschelde geadviseerd door een projectgroep die zich buigt over een te nemen pakket aan veiligheidsmaatregelen voor de Zeeuwse zeearm.