Deuren gaan open, tijd voor een wandeling
Niemand had in het voorjaar van 2020 kunnen denken dat er na de zomer en de herfst ook nog een winter met strenge beperkingen zou volgen in verband met de coronapandemie.
De coronawinter was trouwens vele malen strenger dan de echte winter. Die wilde maar niet boven het niveau van een ouderwetse Hollandse kwakkelwinter uitstijgen. Met uitzondering van die ene week in februari.
Terwijl het water in de rivieren steeg en uiterwaarden blank kwamen te staan, aarzelden weerkundigen nog wat.
Zou het dan toch nog?
Ja, dat zou het. Nederland zou overvallen worden door veel sneeuw en bittere kou.
Zaterdagavond begon het te sneeuwen. De temperatuur zakte pijlsnel en na een nacht en een zondag sneeuwval, restte een stille, witte wereld. Een wereld die eigenlijk perfect aansloot bij de lockdown. Sneeuwduinen, spekgladde wegen. Je kón niet eens naar buiten. Ook al zou er geen lockdown en avondklok zijn geweest.
Maar in de loop van de week werden de wegen weer begaanbaar en stroomden hordes mensen naar besneeuwde hellingen en amper dichtgevroren plassen. Gevaarlijk soms. Maar onweerstaanbaar aantrekkelijk voor miljoenen mensen die al zo lang snakten naar ruimte en vrijheid. Corona was voor even vergeten, zo heette het.
Een week duurde de vrijheid. Toen trad de dooi zo snel in dat het in een rap tempo van winter naar lente ging.
De sneeuw smolt, het ijs brak. Witte velden kleurden weer groen. Bevroren water ging weer stromen. Schaatsen werden opgeborgen, wandelschoenen uit de kast gehaald. De sneeuw en het ijs waren mooi, maar het voorproefje van de lente gaf het gevoel dat een kantelpunt aanstaande was. Heel voorzichtig staken krokussen hun kopjes boven het gras uit. Mensen keerden hun gezicht naar de zon. Ontdooiden ook een beetje. Deuren gingen open, tijd voor een wandeling. Zie je de mensen, rechts op de foto’s? Wandelaars, een roeier in een kano op de rivier.
Mensen hunkeren en snakken naar meer vrijheid, zo worden nieuwslezers niet moe ons te vertellen.
Ouderen hunkeren naar aanraking, nabijheid, bezoek van kinderen en kleinkinderen.
Ondernemers snakken naar het moment dat hun zaak of winkel weer open kan. Dat de beperkingen, die niet zelden al hun financiële reserves hebben doen verdampen, worden opgeheven.
En mensen die wel genieten van de rust die de beperkingen óók kan geven, hopen eigenlijk toch ook op de tijd dat ze echt weer vrij zijn om te gaan en te staan waar ze willen.
Water, sneeuw, ijs.
In de Bijbel is vooral dat water niet zelden een beeld van de dood.
„De wateren zijn tot aan de ziel gekomen”, zingt de berijming van psalm 69. En dat is veel erger dan water dat aan de lippen staat.
Sneeuw en ijs staan in de Bijbel symbool voor de almacht van God, Die Zijn ijs heenwerpt als stukken. „En wie zou bestaan voor Zijn koude?”
Maar water is in de Bijbel óók een symbool voor zegen. Zonder water geen leven. Regen is zegen,
En sneeuw heeft in de Bijbel ook een link met verzoening en vergeving. „Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw.” Een theoloog dichtte ooit, bij het zien van vers gevallen sneeuw, die oneindig diepe zin: „Er ligt vergeving op de daken…”
De natuur is vol symboliek.
En het wisselende weer zet aan tot nadenken.
Over beperking en vrijheid.
Over schuld en vergeving.
Maar vooral over God, Die bij alles wat wisselt, altijd Dezelfde blijft.
Zelden zagen we de seizoenen elkaar zo snel afwisselen. Van winter naar lente in één week. De winter stond, ondanks de ijspret, symbool voor de beperkingen die we nu al een jaar ondervinden.
De lente voor de tijd dat die beperkingen echt opgeheven zullen worden.