Passiemuziek, maar niet de bekende van Bach: zeven luistertips
De ”Matthäus Passion” is weer in het land. Maar daar is dit jaar niet zo heel veel van te merken. In kerken en concertzalen hangt al maanden een coronastilte. Dat is misschien juist een aanleiding om op zoek te gaan naar alternatieven om thuis te luisteren.
Elk jaar proberen enkele avontuurlijke muziekgezelschappen het heel dapper: ze spelen in aanloop naar Pasen géén Bach. Maar het grote publiek haalt er zijn neus voor op. In Nederland bezoekt men in de passietijd –alleen dan!– de ”Matthäus Passion”. En bij dé ”Matthäus Passion” gaat het uiteraard om die urenlange meerkorige versie van de koninklijke Poolse en keurvorstelijke hofcomponist van Saksen, muziekdirecteur te Leipzig en cantor van de Thomaskerk ter plaatse, beter bekend als Johann Sebastian Bach.
De weg vanaf het vroege christendom via Leipzig, waar Bach in de 18e eeuw zijn passiemuziek uitvoerde, naar onze tijd is echter geplaveid met talloze toonzettingen van het lijdensverhaal van Jezus Christus. Maar Bach weet al deze eeuwen aan lijdensmuziek met gemak in de marge te drukken. En dat is eigenlijk best wel jammer, want de muziek van Bach heeft geen monopolie op zeggingskracht. Welke muziek kun je ook heel goed luisteren tijdens de passietijd? Een kleine greep uit 500 jaar muziekgeschiedenis.
Tip1: Klaagliederen voor een donkere tijd
Heel wat componisten schreven indrukwekkende muziek ter gelegenheid van de Goede Week (de week vanaf Palmzondag tot en met Stille Zaterdag). Het zijn de zeven laatste dagen van de Vastentijd of Veertigdagentijd en ze behoren tot de plechtigste en inhoudelijk tot de rijkste van het kerkelijke jaar.
In de Klaagliederen van Jeremia wordt op aangrijpende wijze de tragiek van de ondergang van Jeruzalem bezongen. Deze gezangen van lijden en schuld, maar ook van bekering en Godsvertrouwen kregen een plek in de metten op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag. Heel symbolisch: de metten worden gebeden tussen zonsondergang en zonsopgang. In dit geval al hunkerend naar de paasmorgen. In tegenstelling tot de strekking van het spreekwoord ”korte metten maken”, werd dit getijdengebed in de Goede Week daarom juist behoorlijk uitgebreid.
Een opvallend kenmerk aan de Klaagliederen: elk vers wordt voorafgegaan door een letter van het Hebreeuwse alfabet die doorgaans breedvoerig wordt uitgezongen. Elke lezing sluit af met een oproep tot bekering: „Jeruzalem, keer terug tot de Heere uw God”
De Spaanse componist Tomás Luis de Victoria (1548-1611) sluit aan bij deze lange traditie. Zijn negen klaagliederen (”lamentaties”) zijn perfect opgebouwde, tijdloze, intense composities, die qua inhoud en stemming passen bij de donkerheid van het kerkelijk jaargetijde.
Tomás Luis de Victoria, ”Eerste Lamentatie voor Witte Donderdag”
Tip 2: De ‘historia’ van Heinrich Schütz
Passiemuziek gaat terug op een oud gebruik in de kerk. Vanaf de vierde eeuw was het de gewoonte om gedurende de Goede Week de lijdensgeschiedenis te lezen. Vaak werd het verhaal door vier geestelijken voorgedragen. De eerste trad op als verteller (evangelist), de tweede vertolkte de woorden van Christus, de derde nam de andere personen die in de lijdensgeschiedenis voorkomen voor zijn rekening en de vierde gaf de uitroepen van de menigte weer. Voorlezen ging in de loop der eeuwen over op reciteren (zingend spreken).
Na de Reformatie bleef het gezongen lijdensverhaal binnen de Lutherse Kerk bestaan. Heinrich Schütz (1585-1672) was net 80 geworden toen hij in 1666 voor het hof van Dresden niet minder dan drie passies schreef: de ”Matthäus Passion”, de ”Lukas Passion” en de ”Johannes Passion”. Schütz noemde ze zelf overigens ”historia”.
De lijdensgeschiedenis wordt verteld door verschillende solisten in sobere, onbegeleide recitatieven. Die zijn gregoriaans qua karakter, maar bij vlagen opvallend dramatisch getoonzet. De eenstemmigheid wordt onderbroken door koordelen die de discipelen, de menigte en andere groepen vertolken. Bij Schütz geen toegevoegde koralen, groots opgezette koordelen en expressieve aria’s, zoals later bij Bach. Wat Schütz wél toevoegde aan de Bijbelwoorden: een kort openingskoor bij wijze van aanhef en een slotkoor waarin wordt gebeden om ontferming.
Heinrich Schütz, ”Matthäus Passion”
Tip 3: Lijdensmuziek zonder woorden
„De muren, ramen en pilaren van de kerk waren in zwart gedrapeerd, en slechts één grote lamp in het midden verlichtte de heilige duisternis. Om twaalf uur ’s middags werden alle deuren gesloten en begon het orkest te spelen.” Joseph Haydn (1732-1809) vertelt zelf in een voorwoord over de eerste uitvoering van zijn ”Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze”, ergens in een kapel in Spanje. Zeven langzame stukken worden voorafgegaan door een plechtige prelude en afgesloten met een snel deel dat de aardbeving bij Jezus’ dood schildert.
„Na de prelude beklom de bisschop de kansel, las een van de zeven kruiswoorden en hield er een meditatie over”, zo schrijft Haydn verder in het voorwoord. „Daarna kwam hij naar beneden, knielde voor het altaar en bleef daar enige tijd. Deze tijd werd gevuld door muziek. De bisschop herhaalde dit zesmaal en iedere keer volgde er een preek na de muziek. De muziek moest zich aan deze plechtigheden aanpassen.”
De bezetting die de componist gebruikte was buitengewoon groot: naast strijkers een dubbel aantal houtblazers, vier hoorns, twee trompetten en pauken. Later bewerkte Haydn de stukken voor strijkkwartet. In die versie is deze lijdensmuziek zonder woorden vandaag de dag het vaakst te horen. De muziek bleef Haydn bezighouden, want weer later maakte hij een versie voor koor en orkest. Er verscheen ook een pianoversie. Die is dan wel niet door Haydn zelf gemaakt, maar wel coronaproof thuis uit te voeren.
Joseph Haydn, ”Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze”
Tip 4: Anglicaanse tegenhanger
Critici maar ook de Engelse componist John Stainer zelf hadden geen hoge pet op van ”The Crucifixion”, niet bevroedend dat Stainer juist met dit ene muziekstuk naam zou maken. Veel kerkkoren en oratoriumverenigingen voeren de ”The Crucifixion” nog steeds uit, vaak zelfs jaarlijks.
Stainers lijdensmuziek wordt wel gezien als de anglicaanse tegenhanger van Bachs ”Matthäus Passion”. Kennelijk weet de muziek uit 1887 tot op vandaag mensen te raken. Toegegeven, ook de relatief eenvoudige moeilijkheidsgraad zal een reden zijn om ”The Crucifixion” regelmatig te programmeren. Stainer sneed het oratorium speciaal toe op de uitvoeringsmogelijkheden van een gemiddeld kerkkoor. Het werk maakt slechts gebruik van de middelen die voor de anglicaanse liturgie standaard aanwezig zijn: twee solisten, koor en orgel. De gemeente kan meezingen met de vijf hymnen, waarvan Stainer overigens zelf de melodieën schreef. Het zijn dan ook echte meezingers die blijven hangen.
”The Crucifixion” volgt de lijdensgeschiedenis vanaf de aankomst in de hof van Gethsemane tot aan het laatste kruiswoord van Jezus. De Bijbelteksten worden regelmatig onderbroken door meditatieve beschouwingen. Beeldend is de gang naar Golgotha, waarbij een tragische orgelmars wordt gevolgd door het triomfantelijk koordeel ”Fling wide the Gates” (Zet de poorten wijd open).
John Stainer, hymne ”God so loved the world”, uit: ”The Crucifixion”
Tip 5: Uiterst sobere middelen
Zodra de Estse componist Arvo Pärt (1935) zich had ontworsteld aan het regime van de Sovjet-Unie, begon hij met het uitwerken van de schetsen van wat later uitgroeide tot zijn ”Johannes Passion”. Dergelijke religieuze muziek was namelijk volstrekt taboe in het communistische Rusland waar Estland toen deel van uitmaakte. Nu is de 85-jarige Pärt een van de meest populaire eigentijdse componisten.
Pärt gebruikte voor de toonzetting van Johannes 18 en 19 uiterst sobere middelen. De hoofdstukken uit het Johannesevangelie worden voorafgegaan door een korte inleiding en afgesloten met een conclusie. Zowel qua vorm als qua muziek greep hij terug op de late middeleeuwen.
De bezetting is opmerkelijk. De partij van de evangelist, die vaak wordt toevertrouwd aan een tenor, is hier verdeeld over vier zangers (sopraan, alt, tenor, bas) en vier solo-instrumenten (hobo, viool, cello en fagot). Pilatus is een tenor en de bas drukt in langzame noten Christus als de Eeuwige uit. Andere personages worden vertolkt door het koor, soms begeleid door orgel.
De ”Johannes Passion” is doorgecomponeerd, dat wil zeggen dat de ruim zeventig minuten durende passiemuziek niet is opgedeeld in afzonderlijke delen. Ook dat draagt bij aan de meditatieve verstilling die deze muziek zo kenmerkt.
Arvo Pärt, ”Johannes Passion”
Tip 6: Oratorium met een vroege inzet
Bachs ”Matthäus Passion” volgt de lijdensgeschiedenis vanaf de zalving in Bethanië. Dat is in vergelijking met veel andere passiemuziek een vrij vroege inzet. Het oratorium ”Tot Leven geroepen” start echter al bij de opwekking van Lazarus zoals te lezen in Johannes 11, terwijl Johannes pas vanaf hoofdstuk 18 de lijdensgeschiedenis beschrijft. Dat heeft een reden, vertelt componist en dirigent André van Vliet voor de microfoon van Groot Nieuws Radio: „De tekstdichter Henriëtte Maaijen ziet de opwekking van Lazarus echt als een keerpunt in de geschiedenis. Juist door gelijk de diepte in te steken komen we later in het oratorium tot de ontdekking hoe rijk het is dat God ons allen tot het Leven roept.”
De première van ”Tot Leven Geroepen” vond plaats op Stille Zaterdag 2017 in de Goudse Sint-Jan door de hervormde gemengde zangvereniging Vox Jubilans, diverse solisten en l’Orchestra Particolare onder leiding van de componist zelf. Van deze uitvoering is later een liveopname uitgebracht op cd.
Van Vliet liet zich hoorbaar inspireren door illustere voorgangers. De instrumentale inleiding en het daarop volgende koordeel citeert uit het ”Requiem” van Mozart en in het slotkoor duikt opeens het energieke thema uit ”Palladio” van de hedendaagse componist Karl Jenkins op.
André van Vliet, oratorium ”Tot Leven Geroepen”
Tip 7: Alternatieve Bach
Moet het toch per se passiemuziek van Bach zijn? Het klinkt misschien vreemd, maar ook dan zijn er alternatieven aan te dragen. Bij Bach zou natuurlijk de keuze kunnen vallen op het kleinere –maar oudere– broertje van de ”Matthäus Passion”: de ”Johannes Passion”. Bach componeerde daarnaast ook nog andere passiewerken, maar die muziek is helaas verloren gegaan of wordt hopelijk binnenkort alsnog ontdekt ergens in de krochten van een oude bibliotheek. Er zijn overigens de afgelopen decennia verschillende reconstructies gemaakt van Bachs ”Markus Passion”, waarvan alleen de tekst is overgeleverd. Het resultaat daarvan is niet altijd even overtuigend.
In 1829 verzorgde Mendelssohn de beroemde opvoering van de toen nagenoeg vergeten ”Matthäus Passion” van Bach. Mendelssohn moest Bachs meesterwerk noodgedwongen wel wat inkorten en hier en daar aanpassen. Instrumenten die Bach gebruikte stonden al lang in het museum en moesten dus vervangen worden door modernere varianten.
Wat Mendelssohn deed met de ”Matthäus”, deed zijn collega en tijdgenoot Schumann met de ”Johannes”. Bij Schumanns bewerking van Bachs ”Johannes Passion” hoor je klarinetten, een piano en zelfs trompetten in de sleutel-aria ”Es ist vollbracht”.
In de versies van Mendelssohn en Schumann komt de muziek van Bach ineens in een heel andere gloed te staan, en dat werkt heel verrassend.
Johann Sebastian Bach/Robert Schumann, ”Johannes Passion”