Gevouwen handen voor Sudan
De Gereformeerde Gemeenten beginnen een nieuw werkterrein in het zuiden van Sudan. In het najaar worden twee verpleegkundigen uitgezonden, die zich vooral bezig gaan houden met de basisbehoeften van de zeer arme bevolking. Het nieuwe terrein is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) en het deputaatschap hulpverlening in bijzondere noden (BN).
De samenwerking tussen ZGG en BN dateert al van 1986, toen er een samenwerkingscommissie tussen beide organisaties werd ingesteld. Op wereldwijde projecten stuitte men met zekere regelmaat op de nauwe band tussen diaconaal werk en zendingswerk. „Zending en diaconaat zijn niet van elkaar te scheiden. Vooral toen de ZGG in Ecuador begon, werd dat zo gevoeld. Wil je in de sloppenwerken werken, dan moet je ook het nodige diaconale werk verrichten”, zegt ir. J. van Heteren, algemeen secretaris van BN.
In Sudan zal het werk zich in de eerste tijd vooral concentreren op de meest basale voorzieningen op het terrein van gezondheidszorg en hygiëne. Sudan is armer dan andere delen van Afrika. Wegen zijn er nauwelijks, zodat de tocht naar het werkgebied per vliegtuig moet plaatsvinden, wat het werk erg duur maakt. Huizen zijn van klei en riet opgetrokken. Zinken daken of golfdaken zijn er niet. En als ze er zijn, worden ze angstvallig afgedekt met gras, omdat de bevolking voortdurend vreest voor bombardementen door het regeringsleger uit Khartoem. Deze bombardementen richten zich vooral op kerken, klinieken en scholen.
Sudan wordt sinds de jaren tachtig geteisterd door een burgeroorlog, die al miljoenen slachtoffers heeft geëist. Het islamitische noorden is in voortdurende oorlog met het overwegend christelijke zuiden, dat rijk is aan grondstoffen. In de plaats Boma, in het zuidoosten van Sudan, bij de grens met Ethiopië, waar de Gereformeerde Gemeenten hun werkzaamheden gaan beginnen, is het relatief rustig. De strijd speelt zich vooral af in het midden van het land. Daar ligt de frontlinie waar noord en zuid elkaar raken.
Volgens drs. G. Nieuwenhuis, algemeen secretaris van de ZGG, biedt Sudan een nieuwe gelegenheid voor zendingswerkers die elders hun taak beëindigd hebben en weer aan de slag willen. In het najaar zullen Hennie Vlak en Ali Buijert (werkzaam geweest in respectievelijk Nigeria en Irian Jaya) uitgezonden worden. Het is de eerste gezamenlijke uitzending van ZGG en BN.
Hennie Vlak en Ali Buijert zullen met een Sudanees team een nieuwe infrastructuur van de grond af op moeten bouwen. De aandacht is niet gericht op het bouwen van klinieken, maar op het voorkomen en bestrijden van ziekten, zoals aids en tbc. Dat doen ze door middel van voorlichting, door het trainen van dorpsvroedvrouwen en door het opzetten van gezondheidscomités.
Het werk vindt plaats in nauwe samenwerking met de plaatselijke Sudanese kerk. Daardoor is er de mogelijkheid om Gods Woord door te geven via dagopeningen bij trainingen, in het aan de orde stellen van bijbels-ethische onderwerpen en het betrokken zijn bij jeugd- en zondagsschoolwerk. Over het geven van theologische toerusting zijn nog geen concrete afspraken gemaakt, omdat alles nog in een beginstadium verkeert.
De behoefte aan toerusting in de snel groeiende kerk in Sudan is ondertussen groot. Predikanten zijn er weinig. En de predikanten die er zijn, zijn nauwelijks opgeleid, terwijl het aantal dopelingen soms erg groot is.
Van Heteren, die al drie keer in Sudan geweest is, noemt als voorbeeld een doopplechtigheid met 500 dopelingen. Hij kent ook een blinde voorganger. „De vraag is hoe zo iemand toegerust kan worden, of wat zo iemand al aan toerusting heeft ontvangen.”
Nieuwenhuis bevestigt het algemeen bekende beeld dat de christenen in Sudan hevig vervolgd worden. „Indrukwekkend is de volharding en lijdzaamheid van christenen.” Hij citeert uit een recent verschenen boek: „Christenen zijn net spijkers, hoe harder je ze slaat, des te dieper ze in de Heere komen.”
ZGG en BN gaan samenwerken met de in Sudan aanwezige overkoepelende christelijke partnerorganisatie Across, waarin ook de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) participeert. Met de GZB is overleg geweest om het werk op elkaar af te stemmen. Contact is er vooral met de Presbyteriaanse Kerk in Sudan, een van de vier grote kerken in het overwegend christelijke zuiden.
Nieuwenhuis beseft dat Sudan een zeer onrustig land is. „Toch is de keuze wel verantwoord. In elk zendingsgebied is sprake van gevaren. We zien dat op alle zendingsvelden van de ZGG. De situatie in Zuid-Sudan blijft door de instabiliteit een punt van zorg. Toch zijn er de laatste vijftien jaar in Boma en omgeving weinig vijandelijke handelingen geweest. Er zijn zorgvuldige veiligheidseisen opgezet. Alle buitenlandse medewerkers werken zeven weken in Sudan en gaan dan een week op verlof in Kenia om even op adem te komen. In de tweede plaats hebben we dit werk kunnen starten omdat we weten dat er ook gevouwen handen voor zijn. De werkers weten dat ze in Gods hand zijn, ook in Sudan.”