Rooms-katholiek en protestant in gesprek over Teellincks ”Alleenspraken”
Rooms-katholieken vinden een mystieke ervaring van de eigen predestinatie pretentieus, aldus debatleider Marc de Kesel donderdag. „Maar er is bij protestanten wel een ervaring van bekering wat ze bevindelijkheid noemen”, zei dr. Herman Westerink.
Daar is dr. Jan van de Kamp het mee eens. „Het gaat om het toevertrouwen aan Christus door middel van het Woord, niet om het beleven van een zogenaamde topervaring van je eigen predestinatie.”
Een discussiemoment tijdens het slot van een onlinepresentatie van een boek van de nadere reformator Willem Teellinck, ”Soliloquium. Een mystieke oefening in verlangen” (uitg. Berne Media), hertaald door Thom Mertens en ingeleid door Herman Westerink. De bijeenkomst was georganiseerd door het Research Center Puritanism and Piety (ReCePP) in samenwerking met het Titus Brandsma Instituut en BerneMedia. Dr. Westerink promoveerde in 2002 op een godsdienstpsychologische studie over Teellinck en is verbonden aan het Titus Brandsma Instituut en de Radboud Universiteit.
Teellinck zocht volgens Westerink heel bewust de aansluiting bij een lange en brede traditie van vroomheid en mystiek, ook buiten de protestantse traditie. „Hij preekt niet alleen voor eigen parochie. Het was voor hem cruciaal om de richtingenstrijden binnen de confessies in zijn tijd te overstijgen.”
Het ging bij Teellinck niet om een contemplatieve mystiek of een visionaire en extatische mystiek zoals je die vindt bij bijvoorbeeld Hadewych of Teresa van Avila. „Zeker, er zijn euforische momenten in het Soliloquium, maar Teellinck moest weinig hebben van een mystiek die drijft op uitzonderlijke ervaringen van godsontmoeting die voorbehouden zouden zijn aan buitengewone personen. Ook al zijn weinigen uitverkoren, in beginsel kan eenieder zich ernstig zorgen maken om zijn of haar geestelijke leven en kaneen ieder het ware geloof in Christus zoeken.”
Geen verinnerlijking
Teellinck werd door theologen beschuldigd van verinnerlijking. Dr. Jan van de Kamp, verbonden aan het ReCePP, bestreed dit in zijn lezing. „Teellinck was het te doen om de reformatie van de hele samenleving en daarom deed hij een appèl op de overheid. Het bepleitte een reformatie van bovenaf. Hij heeft wel een aanzet tot verinnerlijking gegeven, maar onbedoeld. De verinnerlijking die Teellinck voorstond, drong aan op bekering en wedergeboorte, maar niet zo dat het individu belangrijker werd dan de kerk. De afscheiding van de kerk zette pas later met Jean de Labadie door en had haar doorwerking in gezelschappen, die weer door de gevestigde kerk werden bestreden. De gezelschappen zijn echter soms ook weer een kerk geworden, zoals in de tijd van de Afscheiding.”
Staat Teellinck niet heel ver van de lezers af, vroeg een van de honderd deelnemers aan de presentatie. Westerink erkende dat het veelvuldig gebruik van het woord zonde moderne lezers kan afschrikken en dat verkiezing „niet direct in de dagelijkse beleving ligt.” Het is de kunst het oude taalkleed open te breken, zei hij.
Van de Kamp wees op het blijvend Bijbelse element in het nu hertaalde geschrift van Teellinck, „de notie van wedergeboorte, het beleven van een geestelijke ommekeer, de vraag wie Christus is voor jóu, waarbij het ook niet de bedoeling is dat je je hele leven afvraagt „of je wel werkelijk wedergeboren bent.”
Westerink beaamde dit persoonlijke element bij Teellinck. „Het gaat er bij Willem Teellinck ook om dat Christus míjn Zaligmaker is. Dat is verinnerlijking, maar wel een verkóndigde verinnerlijking die gestalte krijgt door de prediking.”