„Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.”

Er kan geen verdoemenis meer zijn voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Want wie zou beschuldiging kunnen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardig maakt. En wie zou kunnen verdoemen? Christus is het Die gestorven is; ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God zit en Die ook voor ons bidt. En Zijn voorbede wordt zeker niet geweigerd, want die steunt op Zijn volmaakte verdiensten en offerande. Daarom hebben verdoemenis en beschuldiging zeker geen plaats bij de uitverkorenen Gods die in Christus Jezus zijn, aangezien Jezus in hun plaats voldaan en betaald heeft. Jezus neemt ook de smetten en vuiligheden van de zonden weg door het meedelen van Zijn Geest . Door Zijn betaling en voldoening van de schuld neemt Hij de straf en de schuld van de zonde weg. Maar door het meedelen van Zijn Geest en genade tot heiligmaking neemt Hij de smetten en de vuiligheden van de zonden weg, terwijl die zonde zo’n grote, verschrikkelijke vuiligheid is.

F. Ragstat à Weille,
predikant te Spijk

(”De Fontein van alle vertroosting”, 1682)