Onlineles is aanpoten voor muziekdocent en leerling
Het vak muziek: dat is samen zingen, spelen en stukken luisteren. Maar wat als de lessen voornamelijk online plaatsvinden? „Het is karig”, zegt de ene docent. „Je moet creatief zijn”, vindt een ander.
Een rat op de schouder, een parkiet in de vensterbank. Muziekdocent Frans Nieuwenhuyzen heeft een gemêleerd publiek deze vrijdagmiddag. „Dit is Pepje”, showt een leerlinge haar rat voor de camera. Op uitingen van afgrijzen van haar klasgenoten: „Een rat is ook gewoon een huisdier.”
Nieuwenhuyzen –elf jaar werkzaam op het Calvijn College in Goes– start de onlinemuziekles, de dieren worden opgeborgen. Op zijn kleine laptopscherm zijn in het programma Microsoft Teams zeventien leerlingen te zien; Nieuwenhuyzen heeft ook twee man publiek in zijn klaslokaal. Deze leerlingen mogen naar school omdat ze er wat minder goed voorstaan. Ook zij volgen de les via Teams, één oordopje in.
„We gaan verder met het maken van een muziekstukje”, steekt Nieuwenhuyzen van wal. „U stottert”, verschijnt al snel in de chat. Nieuwenhuyzen, alert op de geschreven berichtjes, reageert direct. „Praat ik alsof ik twintig glazen bier achter de kiezen heb?” „Bij Sem stottert hij altijd”, weet een klasgenoot. Inmiddels staat het beeld bij de bewuste leerling helemaal stil. Dan maar via de chat de opdracht uitleggen. Even later zijn de leerlingen druk aan de slag. Tenminste, voor zover Nieuwenhuyzen kan beoordelen.
Les volgen met het huisdier op schoot is een van de voordelen van het onlineonderwijs. Nadelen zijn er veel meer: een slechte internetverbinding, niet kunnen checken of de leerlingen aan het werk zijn, de kans dat introverte leerlingen ondergesneeuwd raken. Maar vooral: het niet meer samen muziek kunnen maken. „Muziek is een praktijkvak”, zegt Nieuwenhuyzen. „In de normale lessen waren we lekker aan het zingen. Dat mis ik vreselijk. Het is prima mogelijk om de leerlingen veel opdrachten te geven. Maar dat is niet zoals we muziek op het Calvijn College voor ons zien. We willen het vak graag op een bruisende manier geven: lekker spelen, zingen en componeren.”
Bernstein
Drie kwartier eerder heeft de muziekdocent een vwo 5-klas op zijn scherm. Met de acht aanwezige leerlingen –die zelf kozen voor muziek– behandelt Nieuwenhuyzen nu de stijlperiode romantiek. „Dirigeren werd in de romantiek pas een beroep”, doceert hij, een PowerPoint opstartend. Grote namen van bekende recentere dirigenten vallen: Bernhard Haitink, Leonard Bernstein.
Na wat uitleg over dirigeren is het tijd voor de proef op de som. Nieuwenhuyzen doet een stap naar achteren zodat alle leerlingen zijn armen goed kunnen zien. Eerst de vierkwartsmaat. Op het laptopscherm doen de leerlingen mee. Sommigen blijven hangen, anderen zijn net een fractie later dan de docent. „Er zit vertraging op, niet zo praktisch”, verzucht Nieuwenhuyzen.
„Mogen we niet naar school voor praktijkdingen?” vraagt Gritte aan het eind van de les. Die vraag wordt vaker gesteld, geeft Nieuwenhuyzen aan. „De leerlingen missen het samen zingen.” Thuis studeren ze als alternatieve opdracht een lied van Schubert in. Maar herrie maken in je eigen huis blijkt zo makkelijk nog niet. „Ik moet nog een moment vinden dat ik alleen ben”, zegt Nienke. Bij Marnix zijn net een paar werkmannen bezig, die wil hij zijn gezang niet aandoen. Voor de leerlingen is het een confronterende opdracht, geeft Nieuwenhuyzen aan. „Hoe je zingt, heeft te maken met hoe je naar jezelf kijkt en wie je bent.” Om de spanning er bij de leerlingen wat vanaf te halen, deelt hij zelf ook zijn vorderingen. Het filmpje –„gewoon aan de keukentafel gemaakt”– belandt in de Teams-chat.
Chips
In Amersfoort, een kleine 200 kilometer verderop, druppelen de eindexamenkandidaten van vijf havo het muzieklokaal binnen. Elke maandagmiddag mogen ze naar het Van Lodenstein College om daar tweeënhalf uur muziek te maken. „Eigenlijk hadden de leerlingen in het aangepaste coronarooster drie keer per week een halfuur muziek”, vertelt docent Geerten Jan van Dijk. „Maar dat vond ik te kort. Dus dacht ik: we gaan hier een slaatje uit slaan.”
De leerlingen repeteren zoals elke maandagmiddag voor hun examenconcert, waarvoor ze een cijfer krijgen dat drie keer meetelt. Belangrijk dus om goed te oefenen. In een van de studio’s klinken de openingsmaten van ”Schilderijententoonstelling” van Moessorgski. In het lokaal wordt ”You raise me up” ten gehore gebracht. Meerstemmig zingen blijkt best nog ingewikkeld. Om over de hoogte nog maar te zwijgen. „Ik kan echt niet bij die toon nu”, verzucht een sopraan. Na wat inzingoefeningen gaat het beter. Al brengen die weer een ander risico met zich mee. „Denk aan de anderhalve meter!” roept Van Dijk de dames toe.
De leerlingen zien de pluspunten van deze tijd wel in. „Eigenlijk is het een voordeel dat we nu zo lang achter elkaar kunnen oefenen”, zegt Ineke. „Dit komt boven op wat we al gewend waren.” Lastig blijft dat er geregeld leerlingen verkouden zijn of vanwege zieke huisgenoten in quarantaine moeten. „Soms is de helft van de klas er niet.”
Van Dijk hoopt dat het examenconcert straks met een beetje publiek kan plaatsvinden. Leerlingen missen al zoveel in deze tijd, zegt hij. Normaal gaan ze een paar keer per jaar naar concerten –onder meer de ”Matthäus Passion” in Naarden–, werken ze mee aan een scratch van de ”Messiah” en geven ze lunchconcerten voor publiek. „Ook de schoolorkesten en schoolkoren gaan dit jaar niet door. Het is allemaal erg schraal geworden. Ik vind dat sneu voor de leerlingen.”
Halverwege de middag arriveren er chips en frisdrank. In lokaal 121 wordt nog hard gewerkt. Cello, viool en twee dwarsfluiten spelen een stuk van Purcell. Op de basedrum slaat een leerling het ritme mee. Als Van Dijk binnenkomt om te kijken hoe het er voor staat, begint hij spontaan te dirigeren. „Het is een dans, dit stuk. Doe alsof je in de danszaal bent en de knapste jongen je ten dans vraagt.”
De meiden knikken voorzichtig met de knieën, maar spelen en bewegen tegelijk is ingewikkeld. Ze hebben gelukkig nog even voor het concert daar is.