„Dorpsgemeenschap kan groot onderhoud kerkgebouw niet betalen”
Vrijwel heel Europa staat voor dezelfde uitdaging: Hoe blazen we bijna ongebruikte kerkgebouwen weer nieuw leven in? In de steden zijn er meer mogelijkheden dan op het platteland.
Deskundigen uit heel Europa bogen zich vanaf maandag drie dagen lang over de vraag hoe kerkgebouwen opnieuw gebruikt kunnen worden. Dat gebeurde tijdens het onlinesymposium ”Reusing churches”, georganiseerd door de Duitse Volkswagen Stichting. Een van de organisatoren was prof. dr. Paul Post, emeritus hoogleraar rituele studies in Tilburg.
Kerken en erfgoedorganisaties zoeken allemaal naar een oplossing, maar geen enkele situatie is hetzelfde, benadrukten verschillende deskundigen dinsdag. „Het is belangrijk het gesprek aan te gaan met de lokale gemeenschap om zicht te krijgen op de wensen en ideeën”, zei Peter Aiers van de Engelse Church Conservation Trust (CCT), die zich inzet voor het behoud van historische kerkgebouwen die dreigen verloren te gaan.
Er ligt een belangrijke taak voor de nationale of regionale overheid, aldus Aiers. „Kerken in dorpen moeten het hebben van kleine gemeenschappen. Die zijn vaak wel in staat het jaarlijkse onderhoud te verrichten en te betalen. Een historisch kerkgebouw heeft echter elke vijftig jaar groot onderhoud nodig. Die kosten zijn te hoog voor een dorpsgemeenschap. Als er dan fondsen zijn waaruit dat groot onderhoud kan worden betaald, kan de plaatselijke gemeenschap zich blijven richten op het jaarlijkse onderhoud.” Alleen zo kun je een dorpsgemeenschap enthousiast houden voor het behoud van hun kerk, zei Aiers.
De financiering van functieverandering van kerken blijft overigens lastig, weet Aiers uit de ervaring die hij opdeed in Engeland. „De energiekosten zijn ook vaak een probleem om een plan voor hergebruik van een kerk rond te krijgen.”
Geen supermarkt
De Nederlandse vastgoedondernemer Mickey Bosschert ziet momenteel juist veel kansen om kerken een nieuwe gebruiker te geven. De eigenaar van Heritage Europe –in Nederland actief als adviesbureau Reliplan– weet dat in Amsterdam en omgeving zo’n tachtig geloofsgemeenschappen op zoek zijn naar een eigen onderkomen. Leegstaande kerken zijn voor die groepen vaak interessant. „Het is belangrijk dat je weet wie op zoek is naar een kerkgebouw. Daarna kun je partijen bij elkaar brengen. Dat voorkomt ook lange procedures.”
Bosschert streeft er naar om kerkgebouwen een functie te geven die „past.” „Een supermarkt in een kerk vind ik niet fijn.”
Een projectontwikkelaar moet pas in de allerlaatste fase in beeld komen als het om een leegstaand kerkgebouw gaat, zo stelde de hoogleraar vastgoedmanagement dr. Ulrich Bogenstätter uit het Duitse Mainz. „Eerst komt de vraag hoe we de kerkelijke gemeente in het kerkgebouw in leven kunnen houden. Daarom hebben kerkelijke gemeenten een plan nodig voor de komende vijf, tien, vijftien jaar. De landskerken en bisdommen in Duitsland moeten zich afvragen: Wat is het in stand houden van een gemeente ons waard? Die vraag gaat over meer dan alleen het gebouw.”
Het is belangrijk de betekenis van het stenen gebouw voor kerkgangers niet te onderschatten. „Wie het steen met voeten treedt, raakt ook de mensen, de kerkgangers kwijt”, waarschuwde stedenbouwkundige Jörg Beste van het Keulse bureau Synergon. „Kerken zeggen vaak gericht te zijn op mensen, niet op steen. Maar ze hebben wel een verantwoordelijkheid.”
Landelijk
Frank Strolenberg ziet dat op lokaal niveau veel bereikt wordt rond de herbestemming van gebouwen. De projectleider herbestemming bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) ziet de kerken op landelijk niveau echter worstelen. „Hoger in de hiërarchie in de kerk is hulp nodig. Het gaat dan niet om een gebrek aan urgentie, maar om een gebrek aan kennis. Het zou goed zijn als men zich op dat niveau openstelt voor hulp. We werken daaraan”, zo zei Strolenberg, verwijzend naar de vele kerkenvisies die er in veel burgerlijke gemeenten in Nederland zijn. Die toekomstplannen voor kerkgebouwen worden mede met behulp van de RCE opgesteld.