Dat blijkt uit de einduitslag van de op 23 oktober gehouden verkiezingen die woensdag bekend is gemaakt. Het overgrote deel van de Servische minderheid in Kosovo boycotte de verkiezingen.

De partij van Rugova, de Democratische Liga van Kosovo (LDK), kreeg 45,42 procent van de stemmen. De Democratische Partij van Kosovo (PDK) van voormalig rebellenleider Hashim Thaci eindigde met 28,85 procent op de tweede plaats en de Alliantie voor de Toekomst van Kosovo (AAK) van Ramush Haradinaj, eveneens een voormalige rebellenleider, werd 8,39 procent derde. De vierde partij, met 6,23 procent, is de nieuwe beweging ORA, geleid door de uitgever Veton Surroi. De opkomst bij de verkiezingen was 53,57 procent.

De uitslag lijkt op die van de vorige verkiezingen in 2001. De partijen slaagden er toen in meer dan drie maanden niet in om een regeerakkoord te sluiten. De macht van de regering is beperkt en de uiteindelijke beslissingsmacht ligt bij de VN-missie in Kosovo.

Ongeacht de Servische weigering om deel te nemen aan de verkiezingen zijn 10 van de 120 zetels in het Kosovaarse parlement voor de Serviërs gereserveerd. De Serviërs boycotten de verkiezingen omdat hun veiligheid niet gewaarborgd zou zijn. Servisch-Kosovaarse leiders betoogden dat deelname aan de verkiezingen een vals beeld van een multi-etnische samenleving zou scheppen en onafhankelijkheid dichterbij zou brengen. De Serviërs willen dat Kosovo deel blijft uitmaken van Servië en Montenegro.