Column (Wim van Egdom): De winter van Slippens
Het voelde voor mij zoals ik vroeger toeleefde naar m’n verjaardag. Nadat weerkundigen een winterperiode aankondigden met veel sneeuw en strenge vorst, werd de kleuter in me wakker.
Zaterdag voelde ik al een soort opwinding. Vanavond en vannacht zou het gebeuren. Sneeuw en vorst en totale ontregeling van het openbare leven. Sneeuwduinen op de wegen en lawinegevaar in de achtertuin door sneeuw die van het dak glijdt. Strooien zal niet helpen, sneeuwschuiven evenmin en wie zich buiten waagt, loopt kans op bevriezing.
Sneeuwstorm, sneeuwjacht: ik proefde, wiegend van geluk, de woorden op m’n tong. Was dit Nederland? Of was ik ergens tijdens een diepe slaap ongemerkt verhuisd naar Scandinavië? Want daar dacht ik weleens aan, het achterliggende jaar. Zeker toen in augustus een hittegolf dagenlang als een klamme deken over het land lag en de temperatuur in mijn slaapkamer ook ’s nachts niet meer onder de 30 graden zakte. Ik zou het in een vreemd land overigens nog geen week uithouden, maar dat is een ander verhaal.
Toen in de media een coördinator gladheidsbestrijding met de naam Slippens verscheen, wist Nederland zeker dat de winter in aantocht was. Was het niet een burgemeester Zomerdijk die in de jaren negentig het hoogwater moest bestrijden ergens langs de Rijn? En was het, iets minder lang geleden, niet Hennie de Haan die vol vuur de belangen van de pluimveesector verdedigde? Als zulke namen in het nieuws opduiken, is het menens.
Deze winter zal de geschiedenisboeken in gaan als de winter van Slippens. Hij was al voor de eerste sneeuwvlok viel niet uit de media weg te slaan en waarschuwde het volk dat de strijd tegen de winter een gruwelijke zou worden. Sneeuwschuivers, strooiwagens en een dikke 1200 gladheidsbestrijders zouden de klok rond werken om het land begaanbaar te houden. Maar hij zei al vooraf dat je maar beter thuis kon blijven want er zou ondanks alle inspanningen geen doorkomen aan zijn.
Eindelijk werd het zondagmorgen. Zoals een jarig kind naar z’n cadeautjes rent, liep ik na het wakker worden snel naar het raam. En ja hoor, daar waren de sneeuwduinen op het balkon. En ijsdruppels, vastgevroren aan het vensterglas.
Ik zuchtte van opluchting. Eindelijk een hele week lang geen praatjes over langer wordende dagen, milde zonnestralen, fluitende vogels en temperaturen in de dubbele cijfers. Of toch wel, als het om dat laatste gaat. Maar dan in de min.