Werkcultuur aan het Binnenhof moet onder (zelf)kritiek blijven staan
Kamerleden móéten de Haagse werkcultuur, die continue wedijver, dat najagen van eendagsvliegen, blíjven bekritiseren. Die veranderen is moeilijk, maar het probleem verzwijgen is onverstandig.
Een paar uitspraken uit een interview, deze week in dagblad Trouw, met vertrekkend CU-Kamerlid Dik-Faber: „Ik trek het niet meer om 24/7 beschikbaar te zijn. Altijd nog ‘s avonds aan het werk, ook op zaterdag en in vakanties.”
Zij zegt dat het klimaat in Den Haag veranderd is, meer gepolariseerd geraakt. En ook dat ze regelmatig voelt dat het aan het Binnenhof niet draait om oplossingen, maar om het debat en de profilering van politici.
Haar uitlatingen zijn opmerkelijk. Want nee, we hebben hier niet te maken met een parlementariër die nog maar kort in de Kamer zit en zich al snel realiseert dat hem dit werk niet past.
Ook is hier geen sprake van een politicus die slecht presteerde en daarom na vier jaar door zijn of haar partij niet meer op de lijst is gezet. En die dan van de weeromstuit kritiek gaat leveren.
Nee, de 49-jarige Dik-Faber heeft acht jaar lang uitstekend gefunctioneerd. Het opinieblad Vrij Nederland verkoos haar in 2015 tot de beste politicus van het Binnenhof. Van alle 150 volksvertegenwoordigers was er haast niet een die zoveel moties aangenomen kreeg.
Juist daarom mag haar kritiek iedereen wel aan het denken zetten. Wat is er mis met het klimaat in Den Haag dat getalenteerde volksvertegenwoordigers de harp aan wilgen gaan hangen?
Wie een enquête zou houden onder Kamerleden stuit zonder twijfel op in elk geval deze trefwoorden: het werk is te druk, te hectisch, te chaotisch. En dat komt doordat Kamerleden, zei GL-parlementariër Renkema onlangs, „te veel bezig zijn met oppervlakkigheden.”
„Het ideaaltype van een volksvertegenwoordiger is dat je overal bovenop springt”, zei hij tegen NRC-journaliste Petra de Koning. Renkema mist in de politieke arena bedachtzaamheid.
Ja, zegt iemand: deze politicus is door GL niet voor niets op plek 45 gezet. Hij was in Den Haag nu eenmaal te weinig zichtbaar.
Maar dat is toch te gemakkelijk geredeneerd. Veel Kamerleden die wel succesvol en wel zichtbaar zijn, zullen de geuite kritiek diep in hun hart steunen. En er onvrede mee hebben dat zij zoveel tijd en zoveel energie besteden aan het reageren op krantenberichten en incidenten. Waardoor het grondig controleren van de regering in de verdrukking komt. En waardoor ongelukken –denk aan de toeslagenaffaire– niet uit kunnen blijven.
Hoe hier verbetering in te brengen? Dat is niet gemakkelijk. In het recente Kamerdebat over de toeslagenaffaire gaven gelukkig de meeste fracties toe dat in hun werk de balans zoek is tussen enerzijds alert reageren op de actualiteit en anderzijds voldoende tijd besteden aan grondige en solide wetgeving.
In datzelfde debat deed VVD-fractievoorzitter Dijkhoff uit de losse pols een wilde suggestie. „Misschien moeten we gewoon één dag in de week de actualiteit en de politiek doen, en drie dagen in de week saaie dingen die echt belangrijk zijn.”
Het klonk bijna als een geintje. En weinigen leken hem serieus te nemen. Maar waarom zou langs dit spoor niet op een of andere wijze verder gedacht kunnen worden? Elke verandering begint met de erkenning van een probleem en met een brainstorm.
Zo bezien: het begin is er.