Hollandse klompen in hartje Duitsland
Bij de voordeur staat een rij gele klompen. Aan de wand in de gang springt een poster van de brede en de smalle weg in het oog. Beide onthullen iets van de achtergrond van de bewoners van het vrijstaande huis in het dorpje Friedelhausen. Welkom bij de familie Moussault, die ruim tien jaar geleden vanuit het Noord-Hollandse Wieringen naar Duitsland emigreerde.
Veel navigatiesystemen kunnen hun woning niet goed traceren, weten Auguste (55) en Maaike (50) Moussault. Maar geen nood. Als de auto rond de verwachte aankomsttijd schuin omhoog de Hinzelbergstrasse op rijdt, staan hun beide kinderen, Zeger (12) en Rianne (9), met een Nederlands vlaggetje in de hand het bezoek op te wachten. Vrolijk lachend wijzen ze naar de oprit van de woning, die tegen een berghelling leunt. Op de parkeerplaats staan voertuigen met een Nederlands kenteken. Ze zijn van vakantiegangers uit Nunspeet en Katwijk die hier deze week in augustus een ruime etage huren.
Het emigrantengezin bewoont zelf het souterrain. Aan de eettafel in de knusse woonkamer serveert Maaike koffie met een stroopwafel. „Voor ons heimweevoer”, zegt Auguste met een lach. In het verlengde van de woonkamer bevindt zich zijn studiehoek, met een grote verzameling theologische werken. Langs de wand in de smalle gang zijn eveneens kasten tot aan het plafond gevuld met boeken. De ”Christelijke Theologie” van Alister McGrath staat er ingeklemd tussen ”De voorzeide leer” van ds. C. Vonk en ”De gereformeerde dogmatiek” van dr. C. Steenblok.
Kalkoenhouderij
Enkele eeuwen geleden hadden verre voorouders van Auguste een kalkoenhouderij in het Franse Bretagne. Nadat deze werd geplunderd, vluchtten ze ten tijde van Lodewijk XVI vanuit Frankrijk naar Nederland, vertelt de emigrant. Zelf groeit hij op in een doopsgezind gezin in Naarden. In 2001 trouwt hij met de van huis uit vrijgemaakt gereformeerde Maaike van Harten. In hetzelfde jaar wordt hij na de afronding van zijn theologiestudie voorganger van de doopsgezinde gemeente van Edam en Wieringen.
Gaandeweg voelt Auguste zich als orthodox christen in doopsgezind Nederland soms tamelijk eenzaam. Na de enige samenkomst van zijn gemeente op zondagochtend bezoekt hij met zijn vrouw de middagdienst van de vrije oud gereformeerde gemeente in Den Helder. Nadat Zeger geboren is, groeit het verlangen van het echtpaar om bij een gemeente te horen die nauw aansluit bij de opvoeding die ze hun zoon willen geven. Tijdens vakanties in Duitsland bezoeken ze dan al enkele jaren de Russisch-Duitse mennonietengemeente in Frankenthal. Op het gebied van geloofsopvoeding vinden ze herkenning in die kinderrijke kerk.
Van Rusland-Duitse broeders hoort Auguste dat er in Duitsland een tekort aan godsdienstleraren is. Hij krijgt een baan aangeboden als godsdienstdocent op een christelijke school en kan aanvullend op openbare scholen specifiek onderwijs voor leerlingen uit mennonietengezinnen geven. In 2009 zet de voorganger zijn huis in Wieringen te koop en betrekt hij met vrouw en zoon een etage van een woning in Weilerbach, in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts. Daar sluiten ze zich aan bij een dochtergemeente van de Rusland-Duitsers in Frankenthal.
Weemoed
Met welk gevoel trekken ze in 2009 de voordeur van hun woning in Wieringen achter zich dicht? „Weemoed”, reageert Auguste direct. „Het was geen stap die we met enkel vreugde zetten, ook al hadden we het idee dat er in Duitsland een deur voor ons geopend werd. Het was ook spannend.”
Maaike herkent dat. „Ik had eerder een tijd in Luxemburg gewoond. Dat maakte de verhuizing naar een ander land voor mij iets gemakkelijker. Maar toen we twee jaar in Duitsland woonden en ons huis in Nederland nog steeds te koop stond, sloeg bij mij de twijfel toe. Hadden we de Heere misschien toch verkeerd begrepen? Kort daarna werd ons huis in Wieringen alsnog verkocht.”
Het werken in Duitsland valt Auguste in eerste instantie tegen. Hij merkt dat zijn leerlingen veel beter Duits spreken dan hij. Ook krijgt hij te maken met interne problemen op de christelijke school waar hij doceert. Als emigrant heeft hij onvoldoende zicht op wat er precies speelt. Het leidt uiteindelijk tot zijn vertrek.
Maaike onderstreept dat redelijk Duits spreken geen garantie is voor een goede integratie. „Je moet Duits leren denken, de cultuur begrijpen. Dat valt niet mee. Wat dat betreft zullen we wel altijd Nederlander blijven.”
Auguste, instemmend: „Ik heb nog steeds een Nederlands paspoort en voel me een Nederlander die in Duitsland woont.” Zo heeft Nederlands brood nog steeds zijn voorkeur boven het „zuurdere” Duitse. „Afgelopen jaar waren we in Elspeet op vakantie. Toen we naar huis gingen, namen we twintig broden mee om hier in de vriezer te stoppen. Bij de Plussupermarkt stonden ze wel even raar te kijken.”
Gaandeweg raken de emigranten steeds meer thuis in Duitse regels en gebruiken. Auguste noemt als voorbeeld de wettelijke middagrust. „Als particulier mag je in Duitsland globaal tussen één en drie uur ’s middags geen herrie maken. Dat betekent bijvoorbeeld geen gras maaien met een motormaaier of lawaai veroorzaken bij het klussen aan je brommer.” Een ander fenomeen is de stoepveegplicht. „Als het heeft gesneeuwd, moet je voor zeven uur ’s ochtends het pad langs je huis sneeuwvrij maken.”
Typisch Duits is ook de mogelijkheid een autokenteken gedeeltelijk zelf te bepalen, zoals de Moussaults deden. Na de verplichte eerste letters die verwijzen naar hun regio –FT, Frankenthal– volgt de aanduiding: AM 118. „Onze initialen en onze trouwdatum.”
Renoveren
In 2014 kopen ze hun huidige jarenzeventigwoning in Friedelhausen, ruim 15 kilometer van Weilerbach. „Voor Nederlandse begrippen zijn de huizen hier heel goedkoop”, zegt Auguste. Hij laat de woning grondig renoveren, waarna hij twee riante etages kan verhuren aan vakantiegangers. De verhuur vormt een belangrijke inkomstenbron voor het gezin. Bovendien werkt Maaike als boekhouder voor diverse Nederlandse bedrijven.
Auguste heeft na zijn korte loopbaan op de christelijke school diverse tijdelijke banen, naast het mennonitisch godsdienstonderwijs dat hij geeft. Zijn laatste werkkring is, eind 2019, een organisatie die vrouwen in achterstandssituaties begeleidt. Hij geeft er vier maanden cursussen op het gebied van hygiëne en schoonmaak, koken en gezond eten. „De deelnemers waren over het algemeen autochtone vrouwen. Velen kwamen uit families met een lange geschiedenis van armoede en werkloosheid.”
De emigrant staat nog steeds open voor werk, maar het valt niet mee een passende functie te vinden, en al helemaal niet in coronatijd. „In Nederland zou ik naar een uitzendbureau gaan en had ik allang weer een baan gehad. Hier richten uitzendbureaus zich op laaggeschoolden. Als ze horen dat ik theoloog ben, zeggen ze dat ik bij een kerk moet solliciteren, maar onze gemeenten kennen geen betaalde ambten. Dan moet ik het maar bij een ander kerkgenootschap proberen, zeggen ze, maar dat is voor mij geen optie.”
Dorpsfeest
Hoewel ze enkele jaren in Friedelhausen wonen, hebben de Nederlanders weinig contact met de lokale bevolking van het circa 230 inwoners tellende dorp. Auguste: „Het is een niet-kerkelijke, in zichzelf gekeerde gemeenschap. Veel bewoners zijn familie van elkaar en wonen hier al jaren.” In het begin bezoekt hij enkele malen een dorpsfeest, maar dat is geen succes. „Daar wordt meestal nogal wat gedronken en daarna praten de mensen met zo’n onduidelijk accent dat ik hen niet meer versta; ik vraag me af wie wel.”
Op sommige momenten mist Maaike het contact met dorpsgenoten. Ze vertelt dat Rianne, die een ontwikkelingsachterstand heeft, ooit buiten een epileptische aanval kreeg, terwijl Auguste niet thuis was. „Ik kon haar niet optillen. Op zo’n moment realiseer ik me dat ik geen enkel nummer van onze buren in m’n telefoon heb staan die ik kan bellen en om hulp vragen. Dan zou wat meer contact met mensen uit de buurt wel handig zijn.”
Hun sociale netwerk bestaat vooral uit leden van de kerkelijke gemeente in Weilerbach. Auguste: „We komen minstens drie keer per week in de kerk voor diensten, bidstonden en diverse andere activiteiten. Soms gaan we er een periode dagelijks naartoe.”
Zo’n twee keer per jaar brengen de emigranten een bezoek aan familie en vrienden in Nederland. In de zomervakantie blijven ze doorgaans thuis in Friedelhausen, vanwege de aanwezigheid van vakantiegasten. Zoon Zeger zegt dat hij zich in die periode niet verveelt. „Ik lees graag allerlei soorten boeken. En elke dag bel ik met een schoolvriend. We zijn samen bezig een boek met fantasieverhalen over de toekomst te schrijven”, vertelt de leerling van een gymnasium in Kaiserslautern, zo’n 30 kilometer van Friedelhausen.
In de zomer trekt Zeger soms ook op met kinderen van Nederlandse gezinnen die een vakantieverblijf bij de emigranten huren. Rianne, die een basisschool van de mennonieten in Frankenthal bezoekt, geniet eveneens van het contact met Nederlandse gasten. Sinds het uitbreken van de coronacrisis staan de appartementen echter diverse perioden noodgedwongen leeg vanwege in Duitsland geldende maatregelen. „We hopen op betere tijden”, zegt Auguste.
Etham
De Moussaults gaven hun vakantieaccommodatie de naam Etham, die onder meer wordt genoemd in Exodus 13. Auguste: „In de Bijbel is Etham een plek aan de rand van de woestijn, aan de buitengrens van de bewoonde wereld. Een plaats waar men zich kan terugtrekken om een weinig te rusten. Dat idee hadden wij ook toen we hier kwamen, vanuit een stedelijke omgeving. Het past ook bij het gevoel dat onze vakantiegasten vaak hebben. Als je de weg langs ons huis volgt, loop je zo het bos in. Je kunt er uren wandelen, terwijl je bijna niemand tegenkomt.”
Meer dan tien jaar wonen de emigranten nu in Duitsland. Ze sluiten niet uit dat ze ooit terugkeren naar Nederland, maar op dit moment is dat niet aan de orde. Auguste: „We hebben hier een huis gekocht en voelen ons aan deze plek verbonden, maar we kunnen niet in de toekomst kijken. Een lied zegt: „Mij geleidt des Heeren hand.” In dat vertrouwen leven we.”
Maaike knikt. „We verwachten niet dat we hier weer weggaan, maar je weet het nooit. Vijftien jaar geleden had ik ook niet gedacht dat we ooit naar Duitsland zouden verhuizen.”