„Want en Hij Die heiligt en zij die geheiligd worden zijn allen uit één; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen.”

Alle mensen zouden wel wensen voorrechten te hebben boven anderen. Maar daar is er één die het grootste voorrecht van de gehele wereld wegdraagt – en dat is de gelovige in Christus Jezus. Van hem wordt gezegd dat hij in Christus is: Hem ingeplant door het geloof, als een levend lidmaat van dat lichaam, de kerk. Dit Hoofd deelt het leven mee aan al de leden, want: „Hij vervult alles in allen.” Daar is een machtig werkende kracht in het Hoofd, die zich door al de leden verspreidt (Efeze 1:19,22,23). Daar zijn vele uitdrukkingen van vereniging tussen Christus en de gelovigen. Niet één nauwe samenvoeging is er onder de mensen, of deze geestelijke vereniging van Christus met de gelovigen is er ons onder vertoond. Het fundament en het gebouw hebben een nauwe vereniging, de hoeksteen en de muur zijn zeer ineengeschikt. En Christus Jezus is het fundament en de uiterste hoeksteen, op Wie het gehele gebouw bekwamelijk is samengevoegd, en opwast tot een heilige tempel (Efeze 2:20-21). Het hoofd en de leden zijn nauw verenigd. Dat geldt voor Christus en de gelovigen. Zij „groeien op in Hem” (Efeze 4:15). Ouders en kinderen zijn bijna één. Zo is Christus de eeuwige Vader – en Hij toont aan de Vader de kinderen, die Hij Hem gegeven heeft. Wij zijn Zijn broeders – en Hij schaamt zich niet ons zo te noemen.

Hugo Binning, 
predikant te Govan

(”Des zondaars heiligdom”, 1741)