Medicijn
Romeinen 7:24
„Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?”
Ik hoor enigen zich nog droeviger beklagen: zij hebben de wet gehoord, en het vonnis van de verdoemenis binnen hen. De wet is tot hen gekomen, en heeft hen gedood. „Och”, zeggen zij, „wat zal ik doen om zalig te worden? Wie zal mij van de toekomende toorn verlossen?” Wat is alle tegenwoordige verdrukking en ellende ten opzichte van de eeuwigheid!
Doch daar is nog een gejammer boven die allen. Wanneer de ziel het vonnis van vrijspreking in Jezus Christus bevindt, en zij heeft nu gekregen geopende ogen om te zien het lichaam des doods en der zonde binnen in zich, die volkomen mens der zonde, door al haar leden verspreid, dan beklaagt zij zich met Paulus: „Och ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen van dit lichaam des doods?” (Romeinen 7:24). Ik ben van de verdoemenis van de wet verlost, maar wat troost is het, zolang als de zonde zo krachtig in mij is? Ja dit maakt dat ik dikwijls mijn verlossing van toorn en vloek verdacht houd, omdat de zonde zelf niet weggenomen is.
Nu, zo u overreed kunt worden om naar Jezus Christus te luisteren, en om dit Evangelie te omhelzen, o! wat een overvloedige vertroosting zou u hebben? Wat een volmaakt antwoord op al uw klachten? Zij zouden verslonden worden in zo’n zegepraal, zoals het hier met Paulus is. Dit zou u een volmaakt geneesmiddel tegen de zonde en ellende aanwijzen, dat u niet meer klagen zou, althans niet meer dan degenen die zonder hoop zijn. U zult nooit een geneesmiddel hebben voor uw tijdelijke ellende, als u hier niet aan de eeuwige begint om die ellende te voorkomen.
Hugo Binning,
predikant te Govan
”Des zondaars heiligdom”, 1741