Guido de Brès: school met hart voor de stad
Zelfbewust, een tikkeltje eigenwijs en met hart voor Rotterdam. Zo valt de jubilerende Guido de Brès te typeren, zeggen twee bestuurders en twee docenten. „Betrokkenheid op de stad is altijd in het DNA van de school verweven geweest.”
Ze zijn alle vier trots op de school waarop ze werken. Vooral de maatschappelijke betrokkenheid, de open sfeer en de voortdurende vakinhoudelijke discussie waarderen Elise Louisse-van Wijk, Klaas Slager, Peter Zevenbergen en Richard Toes. Het viertal is neergestreken in het lokaal van geschiedenisdocent Slager, aan het einde van de gang op de derde verdieping. Door het open raam dringen de geluiden van de stad binnen. Op een kastje naast het whiteboard pruttelt een koffiezetapparaat.
Het vijftigjarig jubileum van de Guido de Brès, de grootste locatie van het Wartburg College, stemt de vier collega’s dankbaar. „Dat we al een halve eeuw reformatorisch onderwijs mogen geven, midden in de stad, is met recht een zegen te noemen”, zegt Toes, oud-directeur van de Guido en nu bestuursvoorzitter van het Wartburg College.
Grenzend aan station Lombardijen, met zicht op het Maasstad Ziekenhuis en omringd door hoogbouw en rijtjeswoningen, staat het schoolgebouw aan de Smeetslandseweg letterlijk in het hart van Rotterdam.
Die positie brengt verantwoordelijkheden met zich mee, vindt directeur Zevenbergen. „Je kunt als school niet zeggen: we staan hier toevallig, maar verder hebben we niets met de wijk te maken. Betrokkenheid op de wijk en de stad waarin je als school je plaats hebt gekregen, hoort bij onze taak.”
Rollator
Zowel Toes als Zevenbergen –beiden zo’n veertig jaar in dienst bij de Guido– kan zich de verhuizing naar het huidige pand aan de Smeetslandseweg nog goed herinneren. „Van een schoolgebouw dat enigszins op een geïsoleerde plaats stond, kwam de Guido midden in de wijk terecht, zegt Zevenbergen. „De flat naast ons werd grotendeels bewoond door senioren. Die waren niet zo blij met onze komst. Een onrustige middelbare school in de wijk, sportvelden die weg moesten; bezwaren genoeg.”
Dat maakte het destijds een uitdaging om een goede verbinding met de wijk te realiseren, herinnert hij zich. „We gaven rondleidingen aan buurtbewoners in de in aanbouw zijnde school, we organiseerden kerstdiners en cursussen.” Toes: „Ik herinner me nog dat leerlingen lessen lichamelijke opvoeding gaven aan senioren uit de wijk. Die kwamen hier met hun rollator aan. Prachtig. Zo probeerden we onze buren binnen de schoolmuren te halen. Kerstmaaltijden en workshops geven we overigens nog steeds. Ook organiseren we ieder jaar een zogeheten multicultiweek waarin de leerlingen kennismaken met andere culturen dan de Nederlandse.”
Cultuur
Contacten met de wijk brengen zowel de buurtbewoners als de leerlingen veel, zegt Zevenbergen. „Scholieren krijgen een ander zicht op de samenleving. Het beeld van de wereld buiten school als de ”boze buitenwereld” wordt genuanceerd. Leerlingen leren zich in te leven in de ander, ook als die misschien uit een heel andere cultuur komt. We proberen hun bij te brengen dat verantwoordelijkheid dragen bij het leven als christen hoort. Daarnaast leren de scholieren te verwoorden waar ze voor staan.”
Toes: „Daarom hebben we een jaarlijks uitwisselingsprogramma met het islamitische Avicenna College. De leerlingen bezoeken dan over en weer elkaars school. Dat levert soms mooie gesprekken op tussen de scholieren. Het beeld dat beide groepen van elkaar hadden, wordt vaak bijgesteld.” Zevenbergen: „Wij hebben nu ook programma met het Rotterdam Lyceum.”
Zelfbewust
De Guido is een school met een duidelijk eigen karakter, vindt het viertal. „We zijn als school zelfbewust, wat eigenwijs”, zegt Slager. Zaken die van hogerhand worden opgelegd, worden op de Guido niet zomaar kritiekloos ontvangen, weet hij. „Ik denk dan bijvoorbeeld aan de invoering van de tweede fase. Op die hervorming van de bovenbouw kwam vanuit de Guido behoorlijk wat kritiek.”
Ook Louisse, docent Engels, merkt dat de Guido bij grote veranderingen relatief snel op de rem trapt. „Dat betekent echter niet dat de Guido alles bij het oude wil houden. Binnen de kleinere verbanden, zoals de vaksecties, voeren we steeds gesprekken over de verschillende vakonderdelen en de manier waarop we die aanbieden. Zo hebben we enkele jaren terug het literatuuronderwijs bewust weer een prominentere plek in de bovenbouw gegeven.”
De zelfbewuste houding van de Guido is vanuit het verleden makkelijk te verklaren, zegt Toes. „Bij de stichting van de school is er diepgaand nagedacht over hoe goed, christelijk onderwijs vormgegeven zou moeten worden. De nadruk op kennis is hier bijvoorbeeld altijd groot geweest. Dat je als school zelfbewust en met een kritische blik opereert, ook richting de –vaak liberale– wensen van de overheid, is mijns inziens alleen maar goed.”
Dit jaar fuseert het Wartburg College met het Driestar College. Verliest de Guido daardoor niet haar eigenheid?
Toes: „Ik ben daar eerlijk gezegd niet zo bang voor. Bij beide scholengemeenschappen liep het leerlingenaantal op een van de locaties terug. We hebben ervoor gekozen gezamenlijk een oplossing te zoeken. Schoolculturen verschillen. Daar moet je oog voor blijven houden. Niet iedereen hoeft alles hetzelfde te doen. Dat is ook niet het doel van de fusie.”
Slager: „Zolang ik binnen de vierkante meters van mijn klaslokaal mezelf kan blijven, maak ik me niet zo veel zorgen over de fusie. Het zal ons als docenten niet heel hard raken. Ik merk er op onze locatie ook niet veel onrust over.”
De Guido was de eerste reformatorische middelbare school. Leeft het besef van de waarde van het reformatorisch onderwijs nog steeds genoeg?
Toes: „Als je als school start, heb je een bepaald vuur, een drive om dingen voor elkaar te boksen. Dat is in de begintijd altijd meer, dat is ook een sociologisch proces. Om ingezonkenheid te voorkomen, moet je je als school blijven bezinnen op waar je voor staat. Dat proberen we bijvoorbeeld te doen door leeskringen voor alle docenten en masterclasses voor ouders, docenten en leerlingen te organiseren.”
Louisse: „Leerlingen weten niet beter dan dat ze naar een reformatorische school kunnen. Christelijk onderwijs is voor hen zo vanzelfsprekend dat ze het niet altijd meer waarderen. Die waardering komt vaak achteraf. Wat mij elke keer weer opvalt in de gesprekken die ik met de leerlingen heb als ze de Guido verlaten, is dat ze vooral de momenten waarderen waarop docenten open en eerlijk met hen in gesprek gingen.”
Slager: „Open het gesprek met leerlingen aan te gaan, vraagt om buiten je comfortzone te stappen. Je moet zaken bespreekbaar durven maken en je kwetsbaar opstellen. Je weet dat leerlingen je zien als een identificatiefiguur, maar je bent zelf ook verre van volmaakt. Dat maakt bewust van de noodzaak van verzoening.”
Louisse: „Soms zeggen leerlingen: het zou op school nog wel meer mogen gaan over hoe het geloof praktisch vorm krijgt in het leven van alledag. (Oud-)leerlingen geven aan dat ze daarop bevraagd worden door anderen, en niet zozeer op bijvoorbeeld de geschiedenis van het christendom. Ze zoeken naar antwoorden op vragen zoals hoe je als christen in het leven staat en wat leven met God precies inhoudt.”
Toes: „Open gesprekken en het meegeven van kennis zijn niet twee tegenovergestelde dingen. Het moet er allebei zijn. Een kennisbasis biedt ook stevigheid. Jongeren moeten zich kunnen wortelen in Gods Woord. Anders ben je ook veel vatbaarder voor allerhande opvattingen. Maar jongeren snakken inderdaad naar eerlijkheid en openheid.” Zevenbergen: „In ons onderwijs leggen we daarom de nadruk op bronnen, de traditie zou je kunnen zeggen, en op de christelijke waarden.”
De tolerantie tegenover het reformatorisch onderwijs lijkt af te nemen, getuige de recente ophef over burgerschap en identiteitsverklaringen.
Zevenbergen: „Dat is inderdaad zorgelijk. Juist omdat we in een democratie leven, waarin ruimte moet zijn voor minderheden. Democratie lijkt nu de helft plus één.”
Toes: „Het valt mij op dat dit vooral op landelijk niveau speelt. In Rotterdam is de goodwill ten opzicht van het reformatorisch onderwijs groot. Men neemt ons eerder in bescherming dan dat wij hierop aangevallen worden. Dat bleek ook weer tijdens de recente ophef over de identiteitsverklaringen. Dan laten bestuurders van andere scholen ons weten hoe vervelend ze deze commotie voor ons vinden. De afkalving van artikel 23 over de onderwijsvrijheid is echt vooral een politieke kwestie én een kwestie van de ongenuanceerde media, merk ik.”
Slager: „Die ontwikkelingen stemmen mij soms wat somber. Aan de andere kant is het ook goed om jezelf voor te houden dat het reformatorisch onderwijs geen doel op zich is. Dat is de komst van het Koninkrijk van God, ook in de harten van leerlingen. Als school hoop je daaraan dienstbaar te zijn.”
Dit is het tweede deel in een tweeluik over 50 jaar Guido de Brès in Rotterdam, nu een locatie van het Wartburg College.