Vrijheid van onderwijs neemt toe ondanks politiek debat
Openbare scholen die kinderhoofden volstoppen met woke ideeën of bijzondere scholen die de evolutietheorie niet uitleggen: het onderwijs ligt wereldwijd onder een vergrootglas. Hoe is het nu echt gesteld met de vrijheid van onderwijs? De internationale non-profitorganisatie Oidel deed er onderzoek naar.

Ignasi Grau, directeur van Oidel, heeft een drukke tijd achter de rug. In heel Europa werd hij gevraagd om het rapport van Oidel over vrijheid van onderwijs te presenteren. Dat verscheen eerder dit jaar. In juni gaat hij naar het Europees Parlement in Brussel. Daarmee komt het einde van zijn tournee in zicht. De interesse in het onderzoek toont aan hoe groot de belangstelling voor het onderwerp is, zegt hij. „Onderwijsvrijheid zal de komende jaren een heet hangijzer zijn.”
Hoe definieert Grau vrijheid van onderwijs? Hij ziet het als de mogelijkheid voor ouders om onderwijs te kiezen dat aansluit bij hun overtuigingen, ongeacht hun inkomen. In landen met deze vrijheid zijn particuliere scholen net zo betaalbaar en toegankelijk als openbare scholen.

Deze definitie van vrijheid van onderwijs in het Oidel-rapport gaat verder dan de mogelijkheid om een christelijke school op te richten. Hoewel religieuze en morele overtuigingen voor ouders de belangrijkste reden zijn om voor een niet-openbare school te kiezen, geldt deze vrijheid volgens Grau ook voor alle andere groeperingen die zich niet vertegenwoordigd voelen in het reguliere openbare onderwijssysteem. Een voorbeeld hiervan is het concept van de Montessorischool.
Grau is optimistisch over de ontwikkelingen op het gebied van vrijheid van onderwijs. In het rapport dat Oidel heeft gepubliceerd, ziet hij positieve ontwikkelingen. Waar financiering voor bijzonder onderwijs vroeger zeldzaam was, is er nu in steeds meer landen geld beschikbaar. Van de 156 onderzochte landen biedt slechts 25 procent geen enkele vorm van financiering voor niet-openbare scholen. En het aantal landen met enige vorm van financiering voor bijzonder onderwijs groeit, vertelt de directeur van Oidel.
Alternatieven
Hoewel de non-gouvernementele organsiatie (ngo) niet specifiek onderzoek heeft gedaan naar de redenen achter de trends op het gebied van vrijheid van onderwijs, denkt Grau dat dit komt door de groeiende roep om alternatieven voor het reguliere onderwijs. „Landen spelen in op de wensen van hun burgers. Mensen willen alternatieven voor het openbare onderwijssysteem en de staat biedt hun die mogelijkheid”, zegt hij.
De VS zijn een goed voorbeeld van deze trend, illustreert Grau. Daar ziet hij dat steeds meer staten beleid introduceren waarbij gezinnen een school kunnen kiezen die aansluit bij hun persoonlijke overtuigingen en geloof.
Neem bijvoorbeeld Florida, waar het aantal privéscholen sterk is toegenomen. Oidel raadpleegde een deskundige die deze ontwikkeling nauwlettend heeft gevolgd. Hij schreef de opkomst van het bijzonder onderwijs toe aan het feit dat ouders, zodra ze eenmaal een alternatief hebben geprobeerd voor het openbaar onderwijs, daar niet meer vanaf willen. Bovendien versterkt de trend zichzelf: naarmate ouders zien dat privéonderwijs in andere regio's beschikbaar is, willen ze dat ook steeds vaker voor hun eigen kinderen.
Enkele jaren geleden merkte de groep die nu de European Alliance for Christian Education (EACE) is, al een toename van bijzonder onderwijs in Europa. Volgens sommige onderwijsleiders destijds zou deze ontwikkeling een reactie kunnen zijn op de politieke ontwikkelingen in heel Europa, waarbij openbare scholen worden gedwongen om in liberale zin les te geven over gender en seksualiteit.
Ignasi Grau van Oidel voegt hieraan toe dat de behoefte aan privéscholen toeneemt, omdat westerse samenlevingen steeds pluralistischer worden. „Europa was vroeger overwegend christelijk, maar nu hebben we moslims, boeddhisten, hindoes en mensen met specifieke opvattingen over onderwijs, die allemaal scholen willen die aansluiten bij hun kernwaarden.”
Politieke aandacht
De groeiende behoefte aan bijzonder onderwijs komt ook tot uiting in de toenemende vraag naar thuisonderwijs. Hoewel Oidel dit fenomeen niet specifiek heeft onderzocht, erkent Ignasi Grau dat thuisonderwijs een goede indicator is voor de mate waarin staten onderwijsvrijheid serieus nemen.
Momenteel staat thuisonderwijs volop in de politieke belangstelling, zegt hij. Eind deze maand verwacht hij dat Unesco richtlijnen zal publiceren om regeringen te helpen dit groeiende fenomeen te reguleren.
Het is echter moeilijk te zeggen of de ontwikkelingen op het gebied van thuisonderwijs positief of negatief zullen uitpakken voor de vrijheid van onderwijs, stelt Grau. Sommige landen, zoals Servië en Bulgarije, maken het voor ouders gemakkelijker om hun kinderen thuis les te geven. Frankrijk en Zwitserland leggen daarentegen meer beperkingen op aan thuisonderwijs. En Duitsland heeft deze mogelijkheid allang geleden geblokkeerd.
Volgens Grau raakt het onderwerp thuisonderwijs steeds meer gepolitiseerd. „Er is een groeiende vraag naar thuisonderwijs en landen zijn bang dat ze de controle verliezen over het onderwijs van hun burgers. De mate van vrijheid die ouders hebben om hun kinderen thuisonderwijs te geven, is een indicator voor het vertrouwen dat een staat in de ouders heeft.”
Demografie
Ondanks het goede nieuws over de vrijheid van onderwijs in de wereld, zijn er ook punten van zorg. In sommige landen staan de rechten van ouders onder druk, constateert Oidel in het onderzoek. Naarmate onderwijs steeds meer gepolitiseerd raakt, is het volgens Ignasi Grau een kwestie van tijd voordat dit zich vertaalt in meer wet- en regelgeving.
Een van de sterkste reacties tegen onderwijsvrijheid in Europa is de laatste tijd te zien in Spanje, zegt hij. Daar heeft de regering een wet aangenomen die alleen financiering garandeert aan openbare scholen. Niet-openbare scholen krijgen alleen overheidsgeld op plaatsen waar openbare scholen niet alle leerlingen in het gebied kunnen opvangen.
Bovendien moeten scholen zich voorbereiden op indirecte druk van de overheid. „Politici willen vaak overal controle over hebben”, zegt Grau. „Overal in Europa en elders in de wereld horen we over politieke partijen die het niet prettig vinden dat mensen zelf hun onderwijs kiezen.”
En dat is volgens hem een zorgwekkende ontwikkeling. „Als een democratie floreert, zijn burgers tevreden en kunnen ze alternatieven voor de publieke systemen kiezen. Dat is erg belangrijk op het gebied van onderwijs, omdat we daar kiezen welke dingen het waard zijn om te behouden en door te geven aan de volgende generaties. Het feit dat sommige politieke partijen die vrijheid betwisten, zegt veel over de democratieën van vandaag.”
Hoewel Grau een verbod op niet-openbare scholen op korte termijn niet realistisch acht, waarschuwt hij dat politici eisen kunnen opleggen die het voor het bijzonder onderwijs erg moeilijk maken om te blijven bestaan. „Ze kunnen bijvoorbeeld eisen dat je een bepaald curriculum volgt. En die voorwaarden kunnen indruisen tegen de waarden van een school. Als een christelijke school de Bijbel in overeenstemming moet brengen met bepaalde postmoderne opvattingen, is er geen ruimte voor compromissen. Aan dat soort eisen kan niet worden voldaan.”
Een deel van het probleem is volgens Grau de dalende bevolkingsgroei in grote delen van de wereld. Naarmate er minder kinderen worden geboren, zullen de klassen op scholen in de toekomst steeds kleiner worden. Niet alle scholen zullen dit verlies aan leerlingen overleven, verwacht de directeur van Oidel. „En politici sluiten liever bijzondere scholen dan openbare scholen.”
Compromissen
Ondanks dit alles blijft hij optimistisch. „Op een gegeven moment zullen we een akkoord moeten vinden. In Europa hebben politieke partijen geen grote meerderheid, dus moeten ze compromissen sluiten.”
Niet-openbare scholen, waaronder christelijke scholen, moeten zich bewust zijn van de rol die zij in het onderwijsdebat kunnen spelen, stelt Grau. „Er moet meer dialoog komen tussen scholen en overheden. Hoe kunnen we de spanning tussen wereldbeelden oplossen? Die vraag ontbreekt vaak in de discussies. We moeten laten zien dat indoctrinatie en blootstelling twee verschillende dingen zijn. In het debat over seksuele voorlichting moeten christelijke scholen bijvoorbeeld laten zien dat ze het onderwerp kunnen behandelen zonder een specifiek wereldbeeld op te leggen.”
Daarnaast mogen niet-openbare scholen niet vergeten dat ze invloed kunnen uitoefenen op de overheid, zegt Grau. „Als overheden een gemeenschappelijk programma op het gebied van seksuele voorlichting willen, moeten alle weldenkende burgers zich daar goed bij voelen. En hoewel de meeste westerse landen seculier zijn, zijn religieuze gemeenschappen nog steeds groot en belangrijk. Die laatsten moeten beseffen dat ze deel uitmaken van de samenleving en dat ze hun stem kunnen laten horen.”
Daarom blijft Grau positief. „Soms besteden we meer aandacht aan wat niet goed gaat. Maar de algemene tendens op het gebied van onderwijsvrijheid is gunstig. We zien dat meer ouders een alternatief voor openbare scholen willen en dat meer overheden gelden beschikbaar stellen. In feite is het onderwijsveld te vergelijken met een bos. Als er een boom omvalt, maakt dat meer lawaai dan wanneer er een boom groeit. Ondanks het rumoer van politieke discussies blijft de boom zelf groeien.”