„De Heere is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen.”

De Heere is hun deel, daarom mogen zij op Hem hopen (Klaagliederen 3:24). Toch is dit volk vaak vol vrees. Dan eens vrezen zij dat zij niet goed door de wereld zullen komen; dan weer vrezen zij dat zij nog nooit op de weg naar de hemel gebracht zijn en dus geen deel hebben in de zegeningen van Gods verbond, en dat zij bij hun dood de enge poort des hemels nog zullen mislopen en voor eeuwig verloren gaan. Deze dubbele vrees ontstaat vanwege hun ongeloof, uit de overmacht van de verzoekingen van de duivel en uit het verbergen van het aangezicht des Heeren, want wezenlijke redenen van vrees bestaan er in deze opzichten voor Gods gunstgenoten niet. Daarom zegt Jezus: „Vreest niet.” Vreest niet met betrekking tot uw tijdelijk bestaan, want uw hemelse Vader bekleedt de leliën van het veld, en waarom zou Hij u dan nog niet veel meer van klederen voorzien, daar u toch Zijn lieve kinderen bent. Vreest niet dat u ooit van honger zult hoeven om te komen, want God voedt de raven en alle andere vogelen des hemels, en daarom zal Hij u immers nog veel meer van het nodige voedsel voorzien, omdat u Zijn uitverkoren kinderen, en zo de voorwerpen van Zijn tere liefde en vaderlijke zorg bent. Vreest dan niet, want uw hemelse Vader weet dat gij deze dingen behoeft.

Wulfert Floor, oefenaar in Driebergen

(”Al de eenvoudige oefeningen”, 1913)