In memoriam Dirk Janszoon Zwart
Dirk Jansz. Zwart (84) is overleden. Hij was al enige tijd ziek. Tot op hoge leeftijd gaf hij orgelconcerten. Vanaf 1953 begeleidde hij de gemeentezang in de vrijgemaakt-gereformeerde Simonstraatkerk in Rotterdam. Koraalmuziek had zijn hart.
Aan de wand naast de orgelbank van het Verschueren-orgel in de Simonstraatkerk hangt de tekst ”Hoe lieflijk zijn mij Uw huis en tempelzangen”. Je zou het Zwarts lijfspreuk kunnen noemen. Het leiden van gemeentezang zag hij als een van de mooiste dingen in zijn bestaan als musicus. „Wil je als organist wat bereiken, ga dan uit van het kerkorganistschap”, zei hij in 1997 in een interview met deze krant. „Je moet het niet alleen van orgelconcerten hebben, maar je geven aan de ontwikkeling van de koraalkunst.” Een kerkorganist was voor hem een dienaar in de lofprijzing.
De Rotterdamse organist zette zich in voor de koraalkunst. In 1981 schreef hij het boekje ”Het kerklied - om het behoud” waarin hij zich keerde tegen de nieuwe opvattingen over maat en tempo van de psalmzang. Daarnaast componeerde hij bewerkingen van psalmen en gezangen, zoals zijn ”Introïtus, trio en toccata en koraal Psalm 105”, en werken voor koor en orgel.
Dirk Jansz. Zwart werd op 24 september 1917 in Zaandam geboren als zoon van de bekende Jan Zwart. Ondanks zijn fascinatie voor muziek studeerde hij voor onderwijzer. In 1936, het jaar waarin hij zijn diploma behaalde, verving hij zijn zieke vader tijdens de diensten in de Hersteld Evangelische Lutherse kerk te Amsterdam. Het vormde de stimulans om een vakopleiding te volgen bij Jacob Bijster (orgel), Jan Felderhof (theorie), Ernest W. Mulder (contrapunt) en Phons Dusch (directie).
Van 1938 tot 1945 was Zwart organist van de Doopsgezinde gemeente te Koog-Zaandijk. In 1945 volgde een aanstelling in de Nieuwe Kerk van Delft. Acht jaar later verhuisde hij naar de Rotterdam. Tot vorig jaar begeleidde hij er de gemeentezang. Vrijwel dagelijks was hij in de orgelkamer in de Simonstraatkerk te vinden. Bij zijn 50-jarig toonkunstenaarsjubileum werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Als adviseur was Zwart bij de bouw of restauratie van ruim veertig orgels betrokken. De restauratie van het Knoll-orgel in Hasselt vond hij zijn mooiste klus. Hij gaf muzieklessen op enkele middelbare scholen en dirigeerde verscheidene (oratorium)koren, waarmee hij ondermeer werk van Bach, Haydn, Mendelssohn, Brahms en Andriessen uitvoerde.
Op de lp’s en cd’s die van Zwart verschenen, staan veel werken van zijn vader. Tijdens zijn laatste jaren legde hij op het orgel van de Amersfoortse St. Joriskerk diens volledige oeuvre vast. Over enige tijd verschijnen deze opnamen op cd. Onlangs rondde hij een verbeterde versie van Jan Zwarts Fantasie en fuga over Psalm 72 vers 11 af en maakte hij een nooit uitgegeven versie van dit werk persklaar.
De Rotterdamse organist kreeg orgellessen van zijn vader, registreerde tijdens diens concerten en zag hem als een groot voorbeeld. Hij wilde hem niet imiteren, maar wel diens interpretatie van de orgelliteratuur, zijn stijl van registreren en wijze van koraalharmonisatie in zijn werk als musicus integreren. Ondermeer tijdens de talloze orgelconcerten die hij in binnen- en buitenland gaf. Daarbij probeerde hij zijn publiek op te voeden door ook werk van moderne componisten als Hindemith, Micheelsen, De Klerk en Vogel te programmeren.
Het geven van orgelconcerten zag Zwart als christelijk cultureel werk. In de onderbouwing van die visie kijken we de Rotterdamse kerkmusicus in het hart: „De schoonheid van de muziek komt overduidelijk naar voren in de Bijbel, van het begin tot het einde. Bij de schepping zongen de engelen. En de Openbaring staat vol met muziek. Een orgel is een schitterend instrument om de rijke literatuur te verklanken.”