Nederlands zelfbeeld liep vorig jaar diverse deuken op
Op tenminste drie punten liep het Nederlandse zelfbeeld vorig jaar deuken op. Blijkbaar zijn we niet die we dachten te zijn. Spannend is of en hoe deze revisie doorwerkt in campagne en formatie.
Nederland een natie met een stevige traditie in internationale samenwerking? Vergeet het maar, schreef Volkskrantcolumniste Sheila Sitalsing donderdag. Aanknopend bij het laatste coronadebat in de Kamer legde zij de vinger bij het moment dat CU-leider Segers aan Rutte vroeg of het kabinet zich in de coronacrisis ook verantwoordelijk voelt „voor een rechtvaardige verdeling van vaccins wereldwijd.”
Jazeker, antwoordde de premier. „Dit vinden we zéér belangrijk”, bezwoer hij op een toon die volgens de columniste verried dat men er in de ministerraad „in de rondvraag een seconde of tien over gepraat had.”
Haar punt: elke westerse overheid stortte zich vanaf het begin van de coronacrisis met honderden miljoenen dollars op de diverse vaccinmakers „zoals hamsteraars op de laatste wc-rollen.” Voor arme landen resteerden de eventuele restjes.
Daarom: vergeet het idee van Nederland als koploper in internationale betrokkenheid. Die kijk op het eigen ik kan gerust bij het grof vuil.
En zo zijn er, naast het thema dat Sitalsing noemt, nog meer punten waarop Nederland na vorig jaar zijn zelfbeeld moet bijstellen.
Dachten we bijvoorbeeld jarenlang dat onze overheid het land aardig op orde had, dat we misschien net niet zo pünktlich waren als de Duitsers, maar onze zaakjes toch wel bijna zo goed voor elkaar hadden als zij; nu we als laatste land in Europa aan het vaccineren zijn geslagen, noopt ons dat tot een nieuwe kijk op onszelf.
Het poldermodel, met langdurig overleg op allerlei niveau’s, een geweldige uitvinding? Jazeker, maar tijdens een coronapandemie blijkt ons bestuurstype waarin veel taken zijn gedecentraliseerd en waarin ver doorgevoerde marktwerking de overheid nogal wat regie heeft ontnomen, toch niet in alle opzichten handig te zijn.
Een derde voorbeeld is de affaire rond de kinderopvangtoeslagen. Nederland een solide rechtsstaat, waarin weliswaar soms iets misgaat maar waarin fouten van het ene bestuursorgaan altijd weer gecorrigeerd worden door het andere, zodat burgers immer beschermd zijn tegen misdragingen door overheidsdienaren? Na het rapport van de commissie-Van Dam kunnen we het wel op onze buik schrijven.
Spannende vraag wordt nu of en hoe politieke partijen de correcties die blijkbaar op ons zelfbeeld aangebracht moeten worden, gaan verwerken in hun programma’s en campagne. Met wat rommelen in de marge kan Nederland voor en na 17 maart blijkbaar niet toe. Elke zichzelf respecterende partij zal zich dit keer moeten uitlaten over de vraag of ons bestuursmodel en rechtssysteem misschien fundamentele veranderingen moeten ondergaan. En zo ja, welke.
Even leek het erop dat de komende verkiezingen en formatie primair over geld en over economisch herstel zouden gaan. Welke overheidsbezuinigingen zijn, na de enorme uitgaven van de crisisbestrijding, nodig? Dat soort vragen.
Bij nadere beschouwing zou de campagne echter net zo goed kunnen gaan over onze cultuur en identiteit. Welke soort land zijn wij eigenlijk? En als wij niet het land zijn dat we wilden zijn en dat we dachten te zijn, hoe komen we dan dichter bij ons ideaal?