Dorpshuis, graansilo en ruïne; is er nog hoop voor de dorpskerk van Tortym?
Het Russische platteland ligt bezaaid met religieuze bouwvallen. Deze kerken werden gebouwd voor de bloederige Russische Revolutie, die het land, ruim honderd jaar na de val van een beschaving, in armoede, verval en zonder geweten achterliet. Priester Sergej Mironov is nog een van de weinigen met een sprankje hoop.
Ergens diep in de noordelijke Russische taigabossen, op zo’n drie uur rijden van de grote stad Perm, ligt op de hoogste heuvel in de omtrek een leeg en verlaten dorp, Tortym. Twintig, misschien dertig gepensioneerden wonen er nog. De meesten al ver boven de tachtig, sommigen zwaar aan de alcohol. Het gros van de huizen staat leeg.
Tussen de houten blokhuizen rijst een rode bakstenen kerk op, ooit een prachtige tempel, maar nu overgelaten aan de elementen. Het groengele mos staat op de traag afbrokkelende rozerode klinkermuren. In de loop der jaren zijn de tinnen dakplaten van de groene koepels af gewaaid. De uivormen zijn nu een oord voor kraaien en duiven. Een storm blies een van de zware gietijzeren kruizen van het dak af. De resterende kruizen staan scheef en zijn met een paar touwen vastgebonden.
Sergej Mironov is priester in Kez, een dorp met ruim 10.000 inwoners, een halfuur rijden van Tortym over onverharde wegen door het Russische berenland. „En wolven”, voegt Mironov daaraan toe. De taigabossen van Ruslands noorden zijn zeer geliefd bij jagers uit de stad. Het amper bewoonde Tortym valt onder de zorg van Mironov, maar hij komt er nauwelijks. Af en toe een begrafenis, zoals nu, en twee keer per jaar houdt hij een dienst in de kerk: „Alleen ’s zomers. ’s Winters is het er te koud.”
Graansilo
De houten poortdeuren van de vervallen kerk zijn niet op slot. „Er valt hier niets te stelen”, zegt Sergej Mironov en schuift met zijn voet de klinker opzij die de deuren op hun plek houdt. Krakend draait de poort, die scheef in de scharnieren hangt, open. Binnen, naast een drietal geplastificeerde iconen aan de iconostase, de achterwand, is er verder niets in de kerkzaal. Het gruis op de kerkvloer en de oneffen muren verraden dat er al jaren niets gedaan is aan het gebouw. Er zit geen glas in de ramen en de vrieskoude herfstwind heeft hier vrij spel.
Op de kerkvloer begint Sergej te vertellen. „Sinds 1861 had Tortym al een kerk, een houten. Uit de wijde omtrek, zo’n twintigtal dorpen, kwamen mensen ’s zondags hierheen. Dat waren veel mensen en daarom bouwden de dorpelingen in 1916 deze kerk in de industriële bakstenen pseudo-Russische stijl, zoals men bouwde in de jaren voor de revolutie.”
Maar de Russische Revolutie van 1917 zorgde ervoor dat de kerk nooit werd ingewijd: de bolsjewieken waren tegen God en de kerk en verboden de inwijding, vertelt Mironov: „We hebben ook nergens schilderijen of fresco’s aan de muren kunnen ontdekken. Daar zijn ze blijkbaar nooit aan toe gekomen.” De priester die in de jaren twintig en dertig diende, werd het slachtoffer van Stalins repressie en overleefde die wrede jaren niet en de kerk raakte in onbruik.
„Toen de kolchozen verschenen, waren er geen pakhuizen. Graan werd toen door de Sovjets in de kerk bewaard. De kerk werd een graansilo. Daarna kwam er een club in de kerk.” Het is een wonder dat dit Russisch-orthodoxe bedehuis er nog staat: toen de kerk door de God hatende communisten in 1941 uiteindelijk officieel werd gesloten, stond haar het lot te wachten van zo vele kerken en tempels die door de Sovjet-Unie werden verwoest en gesloopt. Maar het verhaal gaat dat de dorpelingen naar buiten kwamen om hun heiligdom te verdedigen, en de kerk bleef intact.
Klokkentoren
Hijgend beklimt priester Sergej Mironov even later de rottende traptreden van de oude klokkentoren van de kerk in Tortym. Vanuit zijn lange baard bengelt op zijn bolle buik een gouden kruis. De houten vloer ligt bezaaid met witgrijze duivenmest. Halverwege de toren stopt de gezette priester, pakt een ijzeren staaf en begint een melodie te hameren op een roestende gasfles die aan een houten balk is vastgeknoopt. Bij gebrek aan iets beters dient de gasballon provisorisch als klok.
De gure herfstwind blaast het klokgelui over het stille dorp. „Ding, ding”, galmt het. Sergej heeft er zichtbaar plezier in en sluit af met een harde klap. Dan is het stil. Het uitzicht over de bossen vanaf de top van de klokkentoren is adembenemend. De velden rondom het dorp, waar vroeger graan en aardappelen werden verbouwd, liggen nu braak, overgroeid met herfstgelig gras. Langs de weg staat een scheefgezakte watertoren, wellicht nog in gebruik. Uit het hoge gras in de berm steken zo hier en daar ijzeren tuiten waaruit men vroeger water pompte.
Tortym telde ooit 2000 inwoners. De meeste huizen zijn vergaan. Aan weerszijden van de zandweg staan vervallen blokhutten met asbestdaken, zwichtend onder hun eigen gewicht, die lang geleden zijn verlaten door degenen die de huizen bouwden. Slechts een enkel dak met een rokende schoorsteen verraadt dat nog niet iedereen afscheid heeft genomen van het dorp.
Erfgoed
„Als alles efficiënt wordt gedaan, hebben we zo’n 6 miljoen roebel (70.000 euro) nodig om de boel hier op te knappen”, zegt Mironov met een zucht: „Het is wachten op een rijke donateur.” In grote steden worden jaarlijks miljoenen roebels uitgegeven aan megalomane kathedralen en basilieken, als uithangborden van de Russische trots en het patriottisme. De overheid steunt deze populaire projecten graag. Maar in dorpen zoals Tortym laat het moederland het religieuze erfgoed voor wat het is.
Van de orthodoxe kerkleiding in Moskou en omgeving zal dat geld ook niet komen, denkt priester Sergej: „Mensen moeten voor hun eigen kerk zorgen, is het idee.” Voor het luttele aantal inwoners van Tortym is er simpelweg geen behoefte meer aan deze kerk. „Het ligt allemaal aan de donaties. Er zijn niet veel mensen op het platteland en we hebben zelfs in Kez alleen op zaterdag en zondag dienst. In een grote stad komen soms wel duizend mensen per dag de kerk binnen.”
Zijn eigen kerk in Kez komt al nauwelijks rond. Zo zijn er de kerkelijke afdrachten: elke parochie betaalt haar tienden aan het bisdom, legt Mironov uit. „Ook een groot deel van de winst op kaarsen, iconen en geestelijke boeken die de kerk voor een vrijwillige bijdrage verkoopt, gaat naar het bisdom. Als een bisschop, of hogere geestelijke, langskomt om te dienen, moet daar ook voor betaald worden.” De geldkraan staat, bot gezegd, vooral open in de richting van Moskou. En hoe kleiner het dorp, hoe kleiner het aantal kerkgangers, des te minder de inkomsten.
Krimp
Op de zanderige Arbeidersstraat loopt oud-lerares Vera Aleksandrovna Lozjkina. Ze werkte vroeger als lerares op de lokale school, nu is het dak ingestort en ligt er een hoop balken, een bouwval. „In mijn jeugd waren er 500 leerlingen op die school,” vertelt Lozjkina. De school werd dertien jaar geleden verlaten en is inmiddels een ruïne. Sindsdien zijn er geen kinderen meer in het dorp. „Alleen gepensioneerden”, zegt Lozjkina.
Wat betreft de dorpskerk zegt ze: „Natuurlijk wil ik dat de kerk wordt gerestaureerd. Op z’n minst een beetje geconserveerd. Het dak is erg slecht en vocht kruipt naar binnen. Het gebouw is aan het vervallen.” Het is moeilijk om nog vertrouwen te hebben dat het goedkomt: zolang iedereen uit Tortym wegtrekt, is er weinig hoop op verandering voor het Russische erfgoed dat hier staat.
Zelf houdt Lozjkina erg van het dorp. „De zomers zijn hier prachtig. Oh, en eigenlijk de winters ook.” Ze is hier geboren en getogen. „Ik wil hier niet weg”, zegt ze. Haar voorouders kwamen in 1812 in Tortym wonen, vluchtend voor die vaderlandse oorlog met Napoleon. Nee, al was Lozjkina de enige, ze gaat niet weg uit Tortym: er is nog hoop.