Geen windmolens zonder kerncentrales
„Liever windmolens en zonneparken dan extra kerncentrales”, zo stellen velen het energiebeleid voor de komende decennia voor. Maar zolang we wind- en zonne-energie niet grootschalig kunnen opslaan, moet de keuze vooral én-én in plaats van óf-óf zijn.
Ook deze winter beleven we veel bewolkte, windarme dagen. Dat zijn geen goede dagen voor liefhebbers van hernieuwbare energie. Windmolens staan stil en weilanden vol zonneparken leveren dan nauwelijks stroom.
Raadslid Hans Lok schrijft dat hij liever windmolens op zee heeft dan generaties lang kernafval (RD 11-12). In zijn visie schakelen we op donkere, windstille dagen over op stroom uit waterstof of batterijen. Opslag van elektriciteit op zeer grote schaal bestaat echter niet, maar is nog volop in onderzoek.
Leveringszekerheid, essentieel voor een moderne samenleving, wordt helaas te vaak gebagatelliseerd. In de jaren 70 speelden meerdere oliecrises. Terecht is toen beleid gemaakt omtrent diversificatie van de energiemix: inzetten op aardolie, steenkool, aardgas én kernenergie. Als Nederland en Europa (versneld) willen afstappen van eerstgenoemde drie fossiele bronnen, laten we er dan voor waken om kernenergie niét als kind met het badwater weg te gooien.
Door het huidige, nogal eenzijdige energiebeleid, met veel aandacht voor wind op zee, maken we ons erg kwetsbaar. Voor de komende jaren zijn circa tien grote ”stopcontacten op zee” voor de Nederlandse kust gepland. Stel je voor dat vijandelijke onderzeeboten ze torpederen of een handjevol terroristen ze met één goed gecoördineerde actie opblaast. Waar blijven we dan? Ingrijpen op minstens 25 km uit de kust is geen sinecure.
Of wat te denken van de geopolitieke factor? Lange tijd was het Europese beleid erop gericht dat geen enkele lidstaat meer dan 30 procent van zijn gasbehoefte zou betrekken uit Russisch gas. Dit beleid verdween gaandeweg naar de achtergrond. Inmiddels is Duitsland voor circa 60 procent aangewezen op Russisch gas. Nederland lijkt dit pad ook in te slaan, nu we de Groningse velden gaan sluiten en de gasopbrengsten uit de kleine(re) velden elk jaar minder worden.
Slechts één energiedrager
Een bekend gezegde onder beleggers luidt: ”Spreiden is verblijden.” Dit geldt ook voor de energiesector. Vandaar een pleidooi voor hérontdekking en hérwaardering van een diversificatie van de energiemix. Een bewezen techniek als kernenergie hoort daarin thuis. Waarbij ik het niet kan nalaten erop te wijzen dat vooral Aziatische landen (China voorop) de laatste jaren grootschalig inzetten op meer kernenergie.
Met alleen zon en wind gaan we het in Nederland niét redden. Zeker niet als we tot ons laten doordringen dat de huidige elektriciteitsvraag gaat verdrievoudigen. Dit omdat het huidige elektriciteitsvoorzieningssysteem ook steeds meer de rol moet overnemen van het gasnet en de tankstations. We worden dus erg afhankelijk van slechts één energiedrager, die bovendien (nog) niet in grote hoeveelheden kan worden opgeslagen.
Subsidie
Kerncentrales horen niet tot de fossiele energiebronnen, die de klimaatopwarming versterken. Uit uranium, dat ook in de komende eeuwen nog volop beschikbaar is (en bovendien wereldwijd goed is verspreid over de continenten), komt ongeveer evenveel CO2 vrij als bij stroomproductie uit wind, water en zon.
Het huidige speelveld kan al enorm veranderen als kernenergie evenals wind- en zonne-energie in aanmerking komt voor overheidssteun, zowel immaterieel (onder andere voorrang bij toegang tot het elektriciteitsnet) als materieel (subsidies en/of garanties). Een subsidie van bijvoorbeeld 20 €/MWh, gedurende vijftien jaar in combinatie met voorrang op het net kan het verschil al maken. Waarom wordt CO2-arme stroom uit wind en zon wel ruimhartig gesubsidieerd en CO2-arme stroom uit nucleaire energie niet?
Hier zal men ongetwijfeld tegenin (willen) brengen dat de laatste windparken op zee subsidieloos zijn, maar dat is slechts de halve waarheid. Voor de aanleg van een net op zee moet er tussen de 6 en 7,2 miljard euro worden geïnvesteerd. Al deze kosten komen via socialisatie indirect voor rekening van de Nederlandse burgers.
Solide basis
Over het afvalprobleem nog het volgende. De kerncentrale Borssele levert elk jaar ongeveer 1,5 kubieke meter hoogradioactief afval, dat (na behandeling) veilig wordt opgeslagen bij de Covra in Vlissingen-Oost. Vergeleken met het radioactieve afval uit Nederlandse ziekenhuizen en laboratoria vormt dit slechts een fractie van het totaal. Bovendien is deze 1,5 kubieke meter na circa 150 jaar vrijwel stralingsvrij. Wat overblijft, is een restant in glas gegoten en omhuld door hoogwaardig roestvast staal. Als we dit over 100 jaar diep ondergronds opbergen in stabiele gesteenten of kleilagen, heeft niemand daar ooit nog last van.
In de energievoorziening is het altijd kiezen (geweest) tussen verschillende alternatieven met elk hun specifieke voor- en nadelen. Ook windmolens hebben een afvalprobleem en gaan gepaard met vervuilende mineralenwinning. Wim Eradus legt daar terecht de vinger bij (RD 21-12). Verouderde wieken zijn amper te recyclen. In de VS worden ze begraven! Energie uit het splijten van uranium heeft in elk geval een aantal belangrijke troeven: betrouwbaar, betaalbaar, schoon (geen CO2-, NOx- en/of fijnstofemissies), beperkte impact op het landschap, stil én bewezen technologie.
Laten we als Nederland „de hand aan de ploeg slaan.” Enerzijds door verstandig om te gaan met wind- en zonne-energie (geen windmolens op visrijke gronden bijvoorbeeld). Anderzijds door het andere spoor, namelijk het bouwen van extra kerncentrales, niet na te laten. De ideale energiemix van de toekomst bestaat volgens onze fractie uit een solide basis van CO2-arme kernenergie aangevuld met hernieuwbare energiebronnen als wind en zon.
De auteur is lid van het Europees Parlement voor de SGP.