We zullen kernenergie nog hard nodig hebben
Wind- en zonne-energie zijn helemaal niet zo milieuvriendelijk. Zonder kernenergie gaan we het niet redden.
„Verwacht niet alle heil van windmolens”, schreef SGP-Europarlementariër Bert-Jan Ruissen (RD 4-12). Terecht memoreert hij de megalomane klimaatplannen van Frans Timmermans. Binnen dertig jaar dient het aantal windturbines op de Europese zeeën minstens vijfentwintig keer zo groot worden. Terecht ziet Ruissen hier grote problemen. Windparken op zee zijn hinderlijk voor de scheepvaart en visserij. Wind is daarbij een zeer onstabiele energiebron en geeft op zee gemiddeld maar 40 tot 50 procent van het opgegeven vermogen af. Deze nadelen zien we niet bij kernenergie. Onlogisch dus dat Timmermans deze voorname energiebron uitsluit van EU-financiering.
Hans Lok, raadslid in Nijkerk voor CU-SGP, ziet dit heel anders en schreef dat kernenergie om meer redenen niet de goede weg is (RD 11-12). Zijn argumentatie overtuigt echter niet, is mijns inziens zelfs aantoonbaar onjuist. Volgens hem moet voor kernenergie mijnbouw worden gepleegd; uranium en thorium liggen nu eenmaal niet voor het oprapen. Dit is maar ten dele juist. Thorium kan zelfs op veel stranden eenvoudig worden gedolven.
Ernstiger is dat hij nalaat te wijzen op de vele vormen van vervuilende mijnbouw, nodig om ‘schone’ energie te leveren met zon en wind. Om het klimaat te redden, wordt de aardkorst steeds harder afgegraven voor mineralen. Met ernstige gevolgen voor het lokale milieu.
Tanden vallen uit
Neem als voorbeeld eodymium, nodig om sterke magneten voor windturbines en e-cars te maken. Bij de Chinese industriestad Baotou wordt een groot deel van de wereldvoorraad neodymium gewonnen. Duizenden hectaren vruchtbare grond zijn daar omgevormd tot een voor de mens dodelijk gebied, met een groot gifmeer van 120 km², waar de radioactieve restproducten zoals uranium en thorium gedumpt worden. De bewoners klagen dat hun tanden uitvallen, dat hun haar op te jonge leeftijd wit wordt en dat ze lijden aan ernstige huid- en luchtwegaandoeningen. Kinderen worden geboren met zachte botten. Het aantal kankergevallen stijgt onrustbarend.
Soortgelijke ontluisterende beschrijvingen zijn er ook rond de winning van lithium in Zuid-Amerika en kobalt in Congo, waar ook jonge kinderen moeten zwoegen in veelal amateuristisch aangelegde mijnen, die regelmatig instorten.
Fabricage van windmolens en zonnecellen is ook niet bepaald schoon. Aan het eind van de levensduur van circa twintig jaar moeten de afgedankte materialen weer worden gerecycled. Maar dat is niet eenvoudig. Zeker niet voor rotorbladen van composiet, een mengsel van glasvezels, koolstofvezels en hars. Recyclen is economisch onhaalbaar, bij verbranden komen giftige gassen vrij. Bij de huidige windmolencapaciteit groeit de Nederlandse afvalberg tot 131.000 ton, aldus Novita Saraswati, onderzoekster bij TNO. „Er moet een oplossing komen, want het is een ernstig probleem.” Studies voorzien dat windmolens wereldwijd jaarlijks minstens 43 miljoen ton giftig afval zullen produceren. Windenergie kan wel eens een niet-duurzame milieuramp worden.
Uiteraard is kernenergie behept met afval, dat bij uranium vele duizenden jaren veilig moet worden opgeborgen, terwijl thoriumafval na enkele honderden jaren al voldoende veilig is. Positief is dat de nieuwe generatie kernreactoren dit afval ook kan hergebruiken. Passieve koeling maakt ze bovendien veiliger, een meltdown kan niet meer. Er komen binnen afzienbare tijd ook veilige mini- en microreactors beschikbaar, met vermogens van 10 tot 300 megawatt, die zich snel kunnen aanpassen aan de energievraag. De opmerking van Lok dat kernenergie niet regelbaar is en niet lokaal kan worden opgewerkt, is te pessimistisch.
Bemoedigend
Verder schrijft hij dat er nog geen enkele goedwerkende thoriumreactor bestaat. Maar die bestond wel degelijk. In de jaren zestig ontwikkelde de Amerikaanse kernfysicus Alvin Weinberg zo’n proefreactor met thorium als splijtstof, en hij noteerde 6000 uur vol vermogen (7,5 megawatt) in bedrijf zonder problemen. Een bemoedigend begin, ware het niet dat Amerika koos voor uranium als splijtstof. Na de herontdekking van thorium is het probleem niet om Weinbergs proefreactor na te bouwen, maar wel om de technologie zodanig te verbeteren dat deze minstens vijftig jaar meegaat. En voldoet aan de huidige zeer hoge veiligheidseisen. In het volgende decennium worden de eerste prototypen verwacht. Dan kunnen we beschikken over superveilige kernenergie, die zich probleemloos aanpast aan het gevraagde elektrische vermogen.
De auteur was wetenschappelijk medewerker aan Wageningen University and Research.