„En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.”

We zien dat de naam Jezus aan onze Zaligmaker niet op goed geluk is gegeven. Het is een naam die uit Gods mond is voortgekomen. Verstaan wij dan dat het vrucht meebrengt hoe Hij hier wordt genoemd? Jezus, dat is zoveel als Verlosser; want de naam komt van een woord dat verlossen betekent. Zie dan, Gods Zoon wordt als Verlosser betiteld om aan te tonen dat Hij niet tevergeefs onze natuur heeft aangenomen om mens te worden, maar dat het tot onze zaligheid is. Nu moet dat nodig voor ons zo vaststaan, dat wij kunnen strijden tegen de duivel en de wereld en tegen alles wat ons zou kunnen voorkomen om de glorie van Gods Zoon te verdonkeren.

Zie dan, waarom het voor ons vereist is te weten dat het God was, Die deze naam aan onze Verlosser gegeven heeft. Dat Hij heeft gewild dat Hij kwam in hoedanigheid van Zaligmaker. Want het was niet genoeg geweest dat Hij ons was gegeven. Wij moeten ook weten waarom en met welk doel, welke Zijn betekenis was ten opzichte van ons en welke de weldaden zijn die Hij ons heeft verworven. Dat raakt dus de autoriteit die nodig is, opdat ons geloof in God rust. Want wanneer wij daarvan afraken, zal er stellig geen zekerheid zijn.

Johannes Calvijn, predikant te Genève


(”Preek over Mattheüs 1:18-21”)