Kafka wist het al: bureaucratie kan burgers vermalen
Het rapport van de commissie-Van Dam over de misstanden bij kinderopvangtoeslagen roept vooral deze prangende vraag op: hoe versterken we onze rechtsstaat, zodat dít niet nog eens kan gebeuren?
De brave burger Joseph K. wist niet wat hem overkwam. Zomaar, vanuit het niets, werd de hoofdpersoon in Franz Kafka’s boek Der Prozess (1925), gedagvaard.
Waar hij van werd beschuldigd? Dat blijft voor hem het hele boek lang onduidelijk. Wat hij wel weet en merkt: hoe meer hij zich probeert te verdedigen tegen het rechtssysteem dat hem belaagt, des te meer raakt hij verstrikt in de tentakels van een kille bureaucratie. En wat hij tot zijn verdediging aanvoert, wordt op ondoorgrondelijke wijze juist tegen hem gebruikt.
Iets dergelijks overkwam de slachtoffers van de affaire rond de kinderopvangtoeslagen. Tot hun verbijstering merkten duizenden burgers de achterliggende jaren dat de Belastingdienst hen kleine administratieve fouten onevenredig zwaar aanrekende en hen tot fraudeurs bestempelde. Waarna hun leven werd geruïneerd door terugvorderingen en torenhoge schulden.
Tekenden zij bezwaar aan, dan werden zij verkeerd begrepen en tegengewerkt en leek de rechtsstaat voor hen niet te bestaan. Ze belandden in een absurde, ronduit kafkaëske wereld, waarin iedereen tegen hen leek te zijn en aanvankelijk ook de volksvertegenwoordiging hen niet te hulp schoot.
Geen wonder dat de commissie-Van Dam, die deze misstanden onderzocht, perplex stond. En dat het rapport dat het groepje parlementariërs donderdag het licht deed zien, in politiek Den Haag insloeg als een meteoriet. Huh?! Is dit echt gebeurd in Néderland, een land dat prat gaat op zijn goed functionerende democratie en rechtsstaat, voorzien van tal van waarborgen tegen onrecht? Ja dus.
De vraag is wat politiek en samenleving na de presentatie van dit rapport te doen staan. Daarop valt een relatief makkelijk, een iets ingewikkelder en een ongelooflijk moeilijk antwoord te geven.
Het makkelijke deel is het compenseren van de door ouders en kinderopvanginstellingen geleden schade. Nee, een peulenschilletje is dat niet. Anders zou staatssecretaris Van Huffelen, die met deze klus belast is, al veel verder zijn geweest. Maar in vergelijking met andere kwesties is zij eenvoudig.
Complexer is het om te bepalen of de affaire politieke consequenties moet hebben. Moeten er bewindslieden aftreden en zo ja, welke? Dat de commissie-Van Dam iederéén de schuld geeft (ministers, parlement, ambtenaren, Belastingdienst en rechtspraak), maakt het voor politici in elk geval gemakkelijk zich achter anderen te verschuilen.
Maar de allermoeilijkste vraag is deze: als dit bij de kinderopvangstoeslagen kon gebeuren en deze misstanden zo lang konden voortwoekeren, betekent dat dan dat onze hele rechtsstaat veel minder solide is dan wij dachten? En zo ja, welke ‘verbouwingen’ zijn dan nodig om herhaling in de toekomst te voorkomen?
Dat zijn vragen waarop ministers en politieke partijen de komende maanden hun tanden stuk kunnen bijten en waarop zij tijdens de komende verkiezingscampagne antwoorden zullen moeten formuleren. Want analyseren en in kaart brengen is één ding; oplossingen bedenken waardoor we de romans van Franz Kafka weer als verzonnen verhálen kunnen gaan lezen, is een tweede.