Ontkerkelijking Nederland zet door
Nederland ontkerkelijkt steeds verder. Meer dan de helft van de bevolking (54 procent) rekende zich in 2019 niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering.
Een jaar eerder was dat 52 procent en in 2012 nog 46 procent, zo blijkt uit een vrijdag verschenen onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dat deed onderzoek naar de religie van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2019.
De Rooms-Katholieke Kerk is de grootste religieuze groepering in Nederland. Een op de vijf Nederlanders gaf aan rooms-katholiek te zijn; een jaar eerder was dat 22 procent. Verder zei 15 procent tot een protestantse kerk te behoren; in 2018 was dat 16 procent.
Het aandeel moslims is met 5 procent nagenoeg gelijk gebleven vergeleken met een jaar eerder. Daarnaast gaf 5 à 6 procent in beide jaren aan tot een andere gezindte te behoren.
Kerkgang
Het bezoek aan religieuze diensten neemt steeds verder af. In 1971 ging nog 37 procent van de volwassen bevolking regelmatig –minstens eens per maand– naar een dienst. Van de 15-plussers ging in 2012 nog 17 procent regelmatig; dit is verder teruggelopen naar 14 procent in 2019.
Bijna 9 procent ging wekelijks naar een dienst, 3 procent meerdere keren per maand en 2 procent één keer per maand. Ruim 6 procent ging minder dan één keer per maand en 80 procent ging zelden of nooit naar een dienst.
De frequentie van het bezoek verschilt sterk per gezindte. Rooms-katholieken gaan het minst naar de kerk. In 2019 bezocht 14 procent regelmatig een religieuze bijeenkomst. Bij de protestanten is dat met 50 procent fors hoger.
Van de moslims brengt 35 procent minstens één keer per maand een bezoek aan een moskee. Bij de groep met een andere gezindte of levensbeschouwing gaat een op de drie mensen regelmatig naar een dienst.
Geloof
Over het bestaan van God zijn de meningen verdeeld. Bijna een kwart van de bevolking zei vorig jaar in God te geloven, ongeveer een derde gelooft helemaal niet in God. Het overige deel zegt het niet te weten of twijfelt. Zo geeft 15 procent aan niet te weten of er een God is, gelooft 6 procent soms wel in God en soms niet en geeft 7 procent aan wel in God te geloven maar toch twijfels te hebben. Van de Nederlandse bevolking zegt 14 procent niet te geloven in een God Die zich met mensen persoonlijk bezighoudt, maar wel in een of andere hogere macht.
Van de mensen die niet tot een geloofsgroep behoren, zegt 56 procent dat ze niet in God geloven. Een op de tien rooms-katholieken gelooft niet in God, terwijl dat bij de protestanten beperkt blijft tot twee op de honderd.
Een op de drie rooms-katholieken zegt „zonder twijfel” in God te geloven. Bij de protestanten is dat met 65 procent dubbel zo veel. Negen op de tien moslims geloven in Allah.
Er zijn ook verschillen tussen vrouwen en mannen. Vrouwen geloven niet alleen vaker dan mannen in het bestaan van God (27 tegen 21 procent), ze denken ook minder dikwijls dat hij niet bestaat (28 tegen 38 procent). Het sekseverschil komt eveneens tot uitdrukking in het aandeel atheïsten: van de vrouwen beschouwt 15 procent zichzelf als atheïst, van de mannen 23 procent.
Ook leeftijd speelt een rol. Hoe ouder iemand is, hoe vaker hij in God gelooft. Van de jongeren van 15 tot 25 jaar gelooft 20 procent in God, van de 75-plussers is dat 36 procent.
Over het algemeen geldt dat hoe hoger iemands opleiding is, hoe kleiner de ‘kans’ dat hij in God gelooft. Van de laagst opgeleiden gelooft bijna 40 procent dat God bestaat, bij de hoogst opgeleiden is dit aandeel met 15 procent aanmerkelijk lager. Ook denkt 27 procent van de laagst opgeleiden dat God niet bestaat, tegenover 39 procent van de hoogst opgeleiden. Het aandeel dat naar eigen zeggen atheïst is, neemt geleidelijk toe van 11 procent bij de groep met alleen basisonderwijs tot 29 procent bij de universitair geschoolden.
Secularisering
De onderzoekers concluderen dat het religieuze landschap in Nederland de afgelopen decennia sterk is veranderd. Waar in 1960 nog rond ruim 80 procent van de bevolking rooms-katholiek of protestants (vooral hervormd, en een klein deel gereformeerd of anderszins) was, is dat nu geheel anders. De belangrijkste verschuiving is dat een meerderheid van de Nederlanders nu te kennen geeft niet te behoren tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering. De afnemende invloed van religie –secularisering– heeft hieraan bijgedragen.