Een kille Kerst
Kan de kilte waar nu zo over wordt geschreven de gedachtenis aan het Kind in de kribbe ten goede komen?
De titel heb ik niet zelf bedacht. Ik heb deze woorden een dezer dagen op een nieuwssite opgepikt. Ze waren onderdeel van een dreigende kop boven een artikel over het uitblijven van versoepelingen van de coronamaatregelen in de decembermaand. En het zou bij dat ene artikel niet blijven. Er is bijna paniek uitgebroken. We zullen het deze maand zonder veel feestelijkheden moeten doen. Menigeen geeft uiting aan zijn of haar diepe teleurstelling daarover. Het is een bittere pil, zo is de tendens, maar het is niet anders: het wordt een kille kerst.
In dit verband wil ik twee dingen onderstrepen. Allereerst dat het inzicht van de Romeinen voor wat betreft ”panem et circenses”, brood en spelen, nog onverminderd van toepassing is. Hun machthebbers beseften al dat de gunst van het volk gewonnen wordt én dat ontevredenheid en dus onrust voorkomen worden door het volk voedsel en vermaak te geven. Dat laatste is ook al gebleken. De beperkingen, waaronder het door velen verfoeide vuurwerkverbod, hebben al tot opstootjes geleid. Als het op vermaak aankomt, zijn we dus nog niet veel verder in beschaving dan hen die ons twee millennia voorafgingen.
Het tweede dat ik wil benoemen, is dat we op een bepaalde manier toch wel een bijzonder verwend volkje zijn geworden. Als het vermaak wordt afgenomen – en let wel: om dringende redenen! – beginnen we te dreinen als kinderen die hun speelgoed moeten delen. In dit geval heeft dat behalve iets meelijwekkends ook iets ontluisterends. Hoe zouden we ons dáár druk om maken, als zoveel mensen ziek zijn en in veel gevallen ernstig te lijden hebben? En niet te vergeten: terwijl zoveel mensen in de zorg heel veel moeten geven om hen te behandelen en te verzorgen. Om nog maar te zwijgen van de eenzaamheid die voor veel eenzamen en ouderen nog scherper aanvoelt dan anders in de laatste weken van het jaar.
De uitdrukking ”kille Kerst” bracht bij mij een herinnering boven aan een passage uit een boek van de bekende Roemeense predikant Richard Wurmbrand (1909-2001), die veertien jaar in communistische gevangenissen zat vanwege zijn geloof in Christus. In zijn boek ”Christus in de communistische gevangenissen” beschrijft hij de ontberingen in de gevangenis in een bijzonder strenge winter. De sneeuw lag bijna twee meter hoog. In een cel zonder verwarming, voorzien van een dunne deken en met nauwelijks iets te eten probeerden hij en zijn medegevangenen te overleven. Op kerstavond waren de gesprekken ernstiger dan anders, zo verhaalt Wurmbrand; ieder was in gedachten bij zijn geliefden. Hij spreekt die avond met de anderen over Christus. „Mijn handen en voeten waren ijskoud, mijn tanden klapperden, en een hongergevoel als een ijzige klomp in mijn maag scheen door heel mijn lichaam te trekken tot alleen mijn hart leefde.” Als hij niet verder kan, gaat een jonge boer verder. Hij vertelt op ontroerende wijze van de geboorte van de Zoon van God. Dan begint ergens in de gevangenis iemand te zingen. Eerst klonk zijn stem zacht en voorzichtig, „maar geleidelijk zwol hij verwonderlijk aan in de ijle, heldere lucht, tot het galmde over de gangen en ieder met zijn bezigheid ophield om te luisteren.” Het woord ”kil” is hier te flauw, te krachteloos. Toch was in die bittere kou, die zowel van buiten als van binnen zat, een geestelijke gloed. We hebben geen idee van zijn ontberingen, maar Wurmbrand had een rijk gezegende Kerst.
Hopelijk kan de kilte waar nu zo druk over geschreven wordt, de gedachtenis aan het Kind in de kribbe ten goede komen. In welke een koude, in welk een donkerte kwam Hij! Van zonde en van dood. Daar geeft het woord ”kilte” helemaal geen pas meer. De vleeswording van het Woord betekent voor Hem een gang van vernedering, lijden, kruis en dood. Daar hoort geen vermaak, daar hoort diepe verootmoediging bij.
De auteur is universitair docent praktische theologie en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie. Weerwoord gaat in op vragen over het christelijk geloof. >>
rd.nl/weerwoord