Ceteco-zaak gedeeltelijk terug naar hof Amsterdam
De Hoge Raad heeft een deel van de strafzaak tegen oud-kasgeldbeheerder K. B. van de provincie Zuid-Holland naar het gerechtshof in Amsterdam terugverwezen. Een woordvoerster van de Hoge Raad maakte dat dinsdag bekend.
Het hof moet bekijken of de ex-ambtenaar en een medeverdachte alsnog voor verduistering kunnen worden vervolgd.
B. voerde het geheime bankiersbesluit van de provincie uit, waarbij gemeenschapsgeld werd gebruikt om winst te maken. Hij gaf risicovolle leningen uit, onder meer aan handelshuis Ceteco. In de zomer van 1999 mondde dit uit in de zogenoemde Ceteco-affaire: de provincie verloor miljoenen toen het Zuid-Amerikaanse bedrijf failliet ging en een miljoenenlening niet kon terugbetalen. Zuid-Holland hield B. verantwoordelijk voor de strop.
Het gerechtshof in Den Haag veroordeelde B. en zijn medeverdachte, geldmakelaar O. S., in maart vorig jaar tot werkstraffen en geldboetes wegens valsheid in geschrifte: zij zouden valse rekeningen hebben opgemaakt, waardoor zij geld van de provincie Zuid-Holland opstreken. De verdachte ex-ambtenaar ’huurde’ S. in als adviseur en stelde courtagenota’s op voor diensten die S. verleende. In werkelijkheid was er geen sprake van advieswerkzaamheden. Van oplichting sprak het hof hen vrij.
Verduistering kwam in de zaak bij het hof in Den Haag uiteindelijk niet voor. Het openbaar ministerie wilde dit delict op het laatste moment aan de tenlastelegging toevoegen, maar dat stond het hof niet toe. Oplichting en verduistering zouden te verschillend van elkaar zijn. De Hoge Raad blijkt het daar niet mee eens te zijn en draagt een ander gerechtshof op verduistering nog eens onder de loep te nemen.
In totaal had Zuid-Holland op het moment van de Ceteco-affaire 2,3 miljard gulden aan leningen uitstaan. Uiteindelijk verloor de provincie ongeveer 4,25 miljoen euro door de affaire. Naar aanleiding van de zaak stapten diverse verantwoordelijke bestuurders op, onder wie commissaris der Koningin J. Leemhuis-Stout.