Mens & samenleving

Bloed, tijd en talent doneren

In de donkerste maand van het jaar denken we aan de komst van het grootste Geschenk ooit: het Licht van de 
wereld. Die Gift van de Vader is door mensen niet te evenaren, hoeveel cadeaus we elkaar in december ook schenken. Dat neemt niet weg dat het goed is om iets over te hebben voor een naaste. Drie donateurs vertellen over cadeaus voor anderen die niet direct geld kosten, maar bloed, tijd en talent. Hoewel, kosten? Volgens 
henzelf worden ze alleen maar rijker van dat geven.

Elise Verschuure
7 December 2020 10:21
beeld RD
beeld RD

Een paar maanden geleden had u dus corona?

„Waarschijnlijk wel. Het was nog in de tijd dat niet iedereen getest mocht worden, dus alleen mijn moeder kreeg een zelftest mee naar huis. Ons hele gezin was ziek. De test van mijn moeder was negatief, maar de huisarts zei dat we ervan uit moesten gaan dat we toch corona hadden, omdat de zelftesten die toen gebruikt werden, niet altijd even betrouwbaar zijn. Ikzelf ben twee volle weken ziek geweest: hoofdpijn, verhoging, benauwdheid en verkoudheid.”

En daarna?

„Mijn conditie was nul. Het kwartiertje fietsen naar mijn werk duurde ineens een stuk langer, en de drie trappen kwam ik niet meer op zonder tussendoor uit te moeten rusten. Ook de hoofdpijn bleef in aanvallen terugkomen. Op de momenten dat ik hoofdpijn had, was ik ook overgevoelig voor licht en geluid. Ik heb wel speciale pijnstillers gekregen om me daarvan af te helpen. Dat wordt nu pas minder, ruim een halfjaar later.”

16527351.JPG

Waarom besloot u plasma te doneren?

„Ik was al een tijd bloeddonor, en bij een van mijn donaties zag ik een poster over het doneren van plasma na een coronabesmetting. De bloedbank hoopt dat het plasma van mensen die besmet zijn geweest met het virus antistoffen tegen corona bevat. Deze antistoffen zouden bij directe toediening bij een coronapatiënt kunnen zorgen voor een vermindering van de klachten. Een ander deel van het plasma wordt gebruikt voor de ontwikkeling van een plasmageneesmiddel tegen het coronavirus. Het doneren van plasma is een heel eenvoudig en concreet ding, en als er iets is wat ik kan doen om in deze situatie te helpen, grijp ik dat aan.”

Hoe ging het doneren in zijn werk?

„Ik moest online een test invullen om te zien of ik in aanmerking zou komen voor deze speciale donatie. Daarna nam de bloedbank contact met me op om een afspraak te plannen. Op de dag van de afspraak moest ik eerst een vragenlijst invullen over de dingen die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van mijn plasma, en werd er gecontroleerd hoeveel milliliter plasma ik zou mogen geven. Daarna mocht ik op zo’n stoel gaan liggen en prikten ze de naald in mijn arm – al ging dat niet vlekkeloos. Bij mij moeten ze er altijd iemand bijhalen omdat ze mijn aders niet goed kunnen vinden.

Via het slangetje loopt je bloed naar de machine, die het filtert. Het plasma, dat eigenlijk het vocht is waar de bloedcellen in rondzwemmen, loopt in een zakje, terwijl het bloed in een tankje in de machine verdwijnt. In een heel aantal rondes krijg je je bloed via hetzelfde slangetje weer terug: dat pompen ze zo je lichaam weer in.

Je voelt er niks van, gelukkig. Na drie kwartier was ik 820 milliliter plasma lichter. Ik kreeg de zak met plasma zelfs nog even te zien, dat was leuk. Het personeel bij de bloedbank doet altijd enorm zijn best om ervoor te zorgen dat je jezelf op je gemak voelt en dat je niets tekortkomt.”

Hoe reageerde uw familie op de keuze om plasma te gaan doneren?

Lachend: „Ze vinden er geloof ik niet zo veel van, ik krijg hooguit te horen dat ik er niet te veel roze koeken moet eten.”

Speelt het geloof een rol in de keuze om te doneren?

„Mensen helpen is een van mijn belangrijkste waarden, dat breng ik graag in de praktijk. Dat hoort voor mij bij het handen en voeten geven aan mijn geloof.”

En, zaten er antistoffen in uw plasma?

„Helaas niet. Ik kreeg een aantal weken na mijn donatie een brief dat ze geen antistoffen in mijn plasma aantroffen. De vervolgdonaties werden daarom ook geannuleerd. Maar het plasma dat ik al gedoneerd had, kunnen ze gelukkig ook zonder specifieke antistoffen tegen het coronavirus goed gebruiken om mensen te helpen.

Ik heb me direct maar ingeschreven om gewoon plasma te gaan doneren, want daar waren ze ook naar op zoek.”

Elise Verschuure

Twee weekenden per jaar verruilen Gert-Jan en Karianne Veerman hun Edese huis voor een kamer in het vrijwilligersverblijf bij time-outvoorziening Het Passion in Hummelo, om daar samen met een ander stel de staf te vervangen.

Wat is Het Passion precies?

„Bij Het Passion krijgen dak- en thuislozen een begeleidingstraject om hen te ondersteunen en verder te helpen. Vaak hebben ze te maken met meervoudige problematiek: sociaal isolement, verslaving of psychische problemen, bijvoorbeeld. Het Passion heeft drie gebouwen: een waar de cliënten wonen, een waar de vrijwilligers wonen en een gemeenschappelijk gebouw. Het Passion biedt professionele begeleiding en ook krijgen de bewoners bijvoorbeeld externe begeleiding als het gaat om verslavingszorg.”

Wat is jullie taak bij Het Passion?

„Samen met een ander echtpaar vervangen we het stafechtpaar, dat normaal in een privéwoning op het terrein in Hummelo woont. Onze taak is vooral het voortzetten van het normale leven daar: koken, eten, spelletjes doen, gesprekken voeren. We zijn er gewoon, met en voor de cliënten.”

16527350.JPG

Hoe reageert jullie omgeving op jullie werk voor Het Passion?

„Over het algemeen positief. Onze ouders passen op onze drie kinderen, daarmee maken ze ons werk bij Het Passion mede mogelijk. Er zijn weleens mensen die aan ons vragen waarom we in dat vrije weekend niet gewoon lekker naar een hotel gaan en tijd voor elkaar nemen, maar de weekenden in Het Passion zijn te waardevol om voor een hotel te verruilen. En ook daar hebben we tijd voor elkaar, gelukkig.”

Waarom doen jullie dit?

„Ja, waarom niet?” kaatst Karianne terug. „Ik werk bij Stichting Ontmoeting en heb tien jaar op deze prachtige plek mogen werken. Deze doelgroep heeft ons hart. In het omgaan met hen zie je hoe dun het lijntje is tussen onze levens: er hoeft maar iets te gebeuren en we zitten aan de grond of we raken ons huis kwijt. Die gelijkwaardigheid tussen ons en de cliënten inspireert ons. We zijn daar niet als hulpverleners, we zijn er gewoon als medemens, om elkaar te ontmoeten en een band te creëren.” Gert-Jan: „De weekenden zijn ontzettend verrijkend voor ons. In het dagelijks leven komen de twee groepen mensen die elkaar bij Het Passion ontmoeten, elkaar bijna nooit tegen. De weekenden zijn dus een heel mooie kans om van hart tot hart met hen te spreken.

Juist deze mensen, die verder vrijwel niets bezitten, tonen vaak zo veel hoop en doorzettingsvermogen, en sommigen van hen hebben een heel puur vertrouwen op God. Dat is een spiegel voor ons leven. Mede door ons werk hier leren we danken voor alle dingen die we daarvoor vanzelfsprekend vonden: een bed, een huis, een inkomen. Het feit dat we energie hebben, dat we gezond zijn. Dat is allemaal genade. En van alles wat we krijgen mogen we uitdelen aan de mensen bij Het Passion. Wij mogen een klein stukje oplopen met deze mensen. Ja, het is soms intensief, alle verhalen over pijn en verdriet, maar het is het helemaal waard.”

Wat is het mooiste wat jullie hebben meegemaakt bij Het Passion?

„We leren vooral ontzettend veel van de mensen daar. We gaan daarheen om te geven, maar dat is geen eenrichtingsverkeer. Ook de cliënten geven ons enorm veel, dat laat de gelijkwaardigheid van de relatie zien. Zo’n anderhalf jaar geleden waren we aan het winkelen met een van de cliënten, toen hij kinderkleding begon te verzamelen in de maten van onze kinderen. Hij wilde zo graag iets terugdoen. Dat was heel beschamend voor ons, wij geven twee weekenden van onze overvloed, en hij wilde van het weinige wat hij had zo veel meer teruggeven. Uiteindelijk kwamen we thuis met een mango voor de kinderen en leerden we zien dat geven een stuk makkelijker is dan ontvangen.”

Zouden jullie dit vrijwilligerswerk aanraden aan anderen?

„Absoluut. Vanuit mijn werk merk ik dat veel mensen het lastig vinden om tijd vrij te maken voor dit soort dingen, omdat ze het te druk hebben in hun eigen kerkelijke bubbel. Maar juist daarbuiten is zo veel werk te doen voor ons. Als kerk doen we onszelf tekort als we alleen maar naar binnen kijken. Juist ook Jezus’ ontmoetingen waren met mensen die buiten de bubbel van de meeste Joden vielen, de mensen aan de rand van de samenleving. Hij had oog voor tollenaren en hoeren. Dat is de roeping voor ieder van ons, om Hem hierin na te volgen.”

Ben Evink

Z​o’n vier dagen in de week werkt hij als docent aan het Van Lodenstein College in Barneveld, één dag per week is hij ambulant hulpverlener en verder hij is schoolopleider voor de Reformatorische Academische Opleidingsschool. Toen hem in 2018 werd gevraagd om deel te nemen aan de Werkgroep Vluchtelingen Barneveld moest hij vanwege die „goedgevulde werkweek” dus wel even nadenken. In overleg met zijn gezin zei hij toch ja.

Waarom?

„Als het goed is, is ons hele leven doordrenkt door de vraag: wat wil de Heere van mij? Van daaruit probeer ik alles te doen: lesgeven, opvoeden, hulp bieden. We hebben de Bijbelse opdracht om onze naaste, dus ook de vluchteling, in liefde bij te staan, te dragen en te verdragen. Dat kunnen we wel zeggen en horen, maar het gaat erom dat we het in praktijk brengen.”

Wat zijn uw taken in de werkgroep?

„In eerste instantie was ik vooral bezig met het vaststellen van onze doelstellingen, onder meer: de reformatorische achterban bekendmaken met vluchtelingen en vooroordelen wegnemen, gemeenteleden binnen de reformatorische kerken in Barneveld motiveren om vluchtelingenwerk te gaan doen en vrijwilligers vanuit de reformatorische identiteit toerusten en ondersteunen. Na die opstartfase ging ik op dinsdagavonden het plaatselijke taalcafé bezoeken. Dat is een ontmoetingsplek voor Nederlanders en vluchtelingen die onze taal willen leren spreken.”

16527357.JPG

Wat waren de ervaringen daar?

„Ik raakte aan de praat met verschillende bezoekers. Soms over taalkwesties, vaak ook over heel andere zaken. Mensen legden hun hele leven op tafel. Al snel kwamen mijn docenttalenten bovendrijven. Op een gegeven moment zei een vluchteling: „Ik zou wel elke week met jou willen praten, want ik leer heel veel van jou.” Een ander vroeg of ik hem wilde helpen bij het behalen van zijn burgerschapsdiploma.” Om alles beter te kunnen plannen, besloot ik asielzoekers thuis te gaan bezoeken.”

Welke vragen kwamen er op u af?

„Heel verschillende. Zo vertelde iemand: „Ik heb iets gehoord en ik weet niet wat het betekent: „Er loopt een baard in de wei…” Je zegt toch ook niet: „Er loopt een oog door de straat?”” Daar moest ik even over nadenken. Opeens had ik het door: de man haalde de woorden ”paard” en ”baard” door elkaar. Dat is niet zo gek, want voor Syriërs zijn de ”p” en de ”k” moeilijke klanken; die kennen ze niet.

Laatst was ik bij een Koerd van een jaar of 22, 23, die bezig is met het halen van zijn startkwalificatie. Ik help hem met Nederlands en rekenen en dat is nodig ook, want tussen zijn vierde en twaalfde heeft hij amper onderwijs gehad. Rekenen leerde hij met vingers en takjes. Bij een van de sommen die hij had meegekregen, stond dat je het aantal liters moest aflezen. „Aflezen?” vroeg hij. „Moet ik dan eerst het hele boek uitlezen?””

Bent u tijdens die huisbezoeken alleen met taalproblemen bezig?

„Nee. Ik kijk vooral naar wat mensen nodig hebben in hun context. De Koerd over wie ik het had, heeft heel veel meegemaakt: zijn ouders zitten vast in Istanbul, zijn broer is naar Zweden gevlucht en andere familieleden zijn voor zijn ogen vermoord. Als hij dat levensverhaal vertelt, bied ik hem een luisterend oor. Daar heeft hij op dat moment veel meer behoefte aan dan aan een taalcoach.

Ik heb met hem ook over het geloof gepraat. Hij vertelde dat hij christen is. Ik vroeg hem: „Hoe is dat voor jou, hoe geloof jij?” De Bijbel leest hij doordeweeks niet, die is voor zondag, gaf hij aan. Dan wordt die in de kerk voor hem geopend. Bidden is voor hem wel weer belangrijk. Dat doet hij ’s morgens bij een geopend raam, als het kan met het gezicht naar het oosten.”

Loopt u weleens tegen grenzen aan?

„Zeker. Pas vertelde een vluchteling dat hij problemen met zijn baas had; hij vroeg wat hij moest doen. Ik wilde best adviezen geven, maar toen hij me verzocht mee naar zijn chef te gaan, heb ik nee gezegd. Je moet de problemen wel daar laten waar ze horen.

Verder wil ik me best aanpassen aan bepaalde huisregels als ik bij vluchtelingen over de vloer kom. Daarmee neem ik ze niet meteen over. Pas als men vraagt wat ik van bepaalde zaken vind, dan geef ik mijn mening en dan is het aan de vragensteller wat hij ermee doet.

Het wordt anders als mensen me vragen om mee te gaan naar hun moskee en daar met hen te knielen en te bidden. Dan zeg ik: „Dat is jóúw geloof, dat kan ik niet.” Maar dat wil niet zeggen dat ik hun geen hulp kan en mag bieden. Gelukkig wel.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer