Verwijt doofpotcultuur inzake Wisse onterecht
De reactie van dr. C. M. van Driel (RD 3-12) op mijn kritiek (RD 30-11) was voorspelbaar. De standpunten en posities zijn voor de opmerkzame lezer wel duidelijk. Maar omdat de zaak mij zeer aan het hart gaat, wil ik nog enkele opmerkingen maken.
De afgelopen dagen kreeg ik tientallen adhesiebetuigingen naar aanleiding van mijn artikel. Slechts twee reacties waren kritisch. Opmerkelijk: allebei van historici. Nu begrijp ik de spagaat van een christen-historicus tussen enerzijds het openbaren van pijnlijke feiten zoals de bronnen die lijken te openbaren en anderzijds de christenplicht om een goed gerucht van de naaste te verspreiden.
Maar daar ging mijn kritiek dan ook niet over. Ik heb willen aanwijzen dat Van Driel veel interpreteert en concludeert. En dat op basis van bronnen die nogal eens erg subjectief gekleurd zijn en op ongepaste toon. Ik ga echter niet verder op het boek in.
Denkfout
Overigens maakt Van Driel in zijn reactie een denkfout als hij meent dat een historicus de zonden van een knecht van God mag beschrijven op dezelfde wijze zoals de Bijbel dat doet. Is een historicus gelijk te stellen aan een door de Heilige Geest geïnspireerde Bijbelschrijver? Heeft een historicus dezelfde taak als Gods Woord?
In zijn reactie op mijn kritiek doet Van Driel weer hetzelfde als in zijn boek. Hij heeft zitten „puzzelen”, totdat zijn „historische antennes signaleerden” hoe het gegaan moet zijn. Maar zou dat juist geen extra reden moeten zijn om terughoudend te zijn? Hij schrijft vervolgens: „Ik zie geen alternatieve interpretatie voor de feiten waar ik tegenaan ben gelopen.” Een subjectieve beoordeling dus.
Nu ontkomt geen geschiedschrijver daar waarschijnlijk aan. Maar het maakt wel een groot verschil hoe je daar woorden aan geeft. In zijn boek geeft Van Driel geen enkele blijk van enige geestverwantschap met Wisse, integendeel.
Laat hem een voorbeeld nemen aan H. A. Obermann, die in zijn boek ”Luther, Mensch zwischen Gott und Teufel” zegt over Luthers antisemitisme: „Hier hast du geïrrt, Bruder.” Hij wijst de zonde van Luther af. Maar hij blijft toch zijn broeder. Eerlijk, maar mild.
Exemplarisch
Van Driel schrijft dat hij mijn reactie als exemplarisch ziet voor de gereformeerde gezindte. Dat zegt nogal wat over de manier waarop hij de gezindte ziet. Wat mij betreft is Van Driels boek exemplarisch voor de 21e-eeuwse beeldenstorm die wij beleven. Op allerlei manieren wordt er afgerekend met het verleden. Variërend van het omlaag willen halen van het standbeeld van J. P. Coen tot het willen neerhalen van prof. Wisse, die „een loopje heeft genomen” met de Bijbelse ethiek. De wijze waarop Van Driel dat doet en de cynische woorden die hij in zijn boek gebruikt, geven mij grote moeite. Hij rekent snoeihard af met de persoon van Wisse, en ridiculiseert openlijk diens geestelijke leven.
Het is met name dat wat veel RD-lezers zo pijnlijk heeft getroffen. Nergens blijkt mij uit de reacties dat men een ”doofpotcultuur” wil hanteren. Dat is een onterechte aanname. Dat mag in het verleden her en der hebben plaatsgevonden, zoals in heel de maatschappij, maar ook de bevindelijk gereformeerden zijn wat dat betreft met hun tijd meegegaan en hebben in het kerkelijke leven op allerlei manieren laten blijken dat de zonde niet gedoogd wordt. Van Driel heeft duidelijk niet begrepen wat ik bedoelde met het voorbeeld van de zonen van Noach.
Huidige generatie
Dat brengt mij bij de vraag wie er nu eigenlijk met dit boek gediend is? De mensen die door Wisse „voor het leven beschadigd zijn en buiten de kerk terechtkwamen”? Mocht dit al zo zijn, dan zijn zij niet meer onder ons. Het is dus geschreven voor de mens van nu. Maar welke hedendaagse mens is hierin geïnteresseerd? Die vind je niet in de wereld of in de midden-orthodoxie.
De huidige generatie bevindelijk gereformeerden heeft naar mijn inschatting niet zitten wachten op dit boek. Niet vanwege een doofpotcultuur, maar uit liefde en respect voor deze profetische prediker die nu al zoveel jaar verlost mag zijn van zichzelf en de Heere eeuwig mag grootmaken.
De auteur is predikant van de christelijke gereformeerde Beth-El-kerk in Katwijk aan Zee.
De discussie naar aanleiding van het boek ”Een wereld op zichzelf. Gerard Wisse (1873-1957)” werd afgesloten door dr C. M. van Driel:
”Een wereld op zichzelf. Gerard Wisse (1873-1957)” (slot)
Dr. C. M. van Driel
In de mij toegestane ruimte kan ik slechts ten dele ingaan op de nieuwe reactie van ds. M. A. Kempeneers op ”Een wereld op zichzelf” (RD 5-12). Mijn Wisse-boek had „eerlijk” mogen worden, maar milder moeten zijn. Hij maakt mij niet wijzer wat dit concreet betekent als ik in de bronnen stuit op veel bedenkelijke feiten die Wisses memoires heel anders voorstellen.
In het geval van Wisse heeft ds. Kempeneers het moeilijk met eerlijkheid. Mijn bronnen zouden „nogal eens erg subjectief zijn” en mijn interpretatie eveneens. Hij kan niet van een historicus verwachten dat die kerkenraadsnotulen duidt als bronnen vol alternatieve feiten die Wisse in een kwaad daglicht wilden plaatsen.
Bevindelijk gereformeerden hebben zich ontwikkeld in het niet gedogen van de zonde. De manier waarop ds. Kempeneers op mijn boek reageert, bevestigt echter dat een deel van hen niet gegroeid is als het erom gaat het eigen verleden een plek te geven. Hij houdt, 63 jaar na Wisses dood, liever een schijnbeeld in stand.
Natuurlijk stel ik mij niet gelijk aan een Bijbelschrijver. Waar het om gaat, is of je als historicus deze dingen mág beschrijven. Mijn doel was niet Wisse te „willen neerhalen”. Bepalend was dat oergereformeerde tussenzinnetje uit art. 7 NGB: de waarheid gaat boven alles. En ómdat ik geestverwant ben, is mijn beeld van Wisse gemengd.
Evenals ds. Kempeneers heb ik tientallen reacties gehad van RD-lezers, die zeggen: goed dat dit een keer is uitgezocht, je reconstructie is overtuigend, het is een gebalanceerd boek en voorzichtig met oordelen. Ik laat het verder met vertrouwen aan de lezers over om te bepalen of zij in dit boek geïnteresseerd zijn. En welke bril zij bij het lezen opzetten.
De auteur is historicus en publiceerde het boek ”Een wereld op zichzelf. Gerard Wisse (1873-1957)”.