Toespraak koningin Beatrix tot het Europees Parlement
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren leden van het Europees Parlement,
Als wij iets moesten noemen dat ons allen het meest eigen is, zou dat waarschijnlijk onze moedertaal zijn. Alle leden-landen hechten er dan ook aan dat hun taal in de Unie wordt erkend. Vanuit die verworvenheid spreek ik u vandaag ook toe in het Nederlands. Tegelijkertijd ben ik er van overtuigd dat de samenwerking in Europa steeds meer zal vereisen dat wij op dit gebied concessies doen. Als wij van de Unie geen Toren van Babel willen maken, zullen wij ons moeten inspannen elkaar zo goed mogelijk te verstaan. In een veeltalig Europa is het daarom van groot belang dat vooral jongeren worden aangemoedigd een of meer vreemde talen te leren om rechtstreeks met hun mede-Europeanen te kunnen spreken. Juist in een zich verenigend Europa is goede communicatie - het directe contact tussen mensen - de beste basis voor wederzijds begrip.
In 1950 namen de ’Founding Fathers’ het eerste initiatief tot de Europese Gemeenschappen die de voorlopers waren van onze Unie. De oudere generatie sprak het idee vooral aan als een manier om de oorlog in ons werelddeel uit te bannen, voor de jongere generatie was het bovenal een inspirerend ideaal en een uitdaging.
Op mijn 23ste moest ik over dit onderwerp een toespraak houden voor een internationale groep jongeren die zich met dat Europese ideaal verbonden voelden. Zij daagden mij daarna uit het niet bij deze woorden te laten, maar jonge mensen in andere landen op te roepen samen over de toekomst van Europa na te denken. Wij zijn daar ook met veel enthousiasme aan begonnen. Europa bood ons toen een heel nieuw perspectief. Wij zagen de mogelijkheid over de grenzen heen leeftijdgenoten aan te spreken, contacten te leggen en samen initiatieven te ontwikkelen. Wat met zulke prozaïsch concrete bouwstenen als kolen en staal was begonnen, groeide uit tot een beweging die de scheidsmuren in Europa zou wegnemen, de vrede zou bewaren en ons werelddeel nieuwe veerkracht en energie zou geven - zeker niet, zoals Robert Schuman zei, als een ’saut dans l’inconnu’ - een sprong in het onbekende -, maar als een sprong naar een gezamenlijke toekomst die ditmaal duidelijk gedefinieerd was en in verdragen verankerd. Wij, de jongeren van toen, zouden daar van harte in deelnemen en zo mede gestalte geven aan onze eigen toekomst.
Ik hield die toespraak op een ’Rencontre Européenne des étudiants’, een Europees studentencongres, in Toulouse. Als ik die woorden nu herlees, herken ik de bevlogenheid die ons toen in haar greep had. Wij bewonderden de visie en de moed van de grondleggers van de Europese gemeenschappen, maar vonden dat de oudere generatie te veel in mooie woorden bleef steken en te weinig actie ondernam om de Europese eenheid werkelijk tot stand te brengen. ’Laat ons constateren’, zei ik op de slotzitting van het congres, ’dat wij in de plaats van gemeenschappelijke idealen slechts problemen hebben en dat het die problemen zijn die heden de enige Europese eenheid vormen’.
Gelukkig zijn die woorden nu, 43 jaar later, niet meer waar. De Europese eenheid heeft overtuigend vorm gekregen en is een deel van ons leven geworden. Maar er is weinig meer te bespeuren van de bevlogenheid van toen. Velen zijn nu kritisch gestemd en maken zich vooral zorgen over de hindernissen die nog moeten worden overwonnen. Het nakomen van gemaakte afspraken blijkt soms moeilijker dan men had gedacht, de eensgezindheid over de te volgen koers houdt niet altijd stand. Gelukkig mogen wij wel constateren dat de opdoemende problemen dikwijls juist het directe gevolg zijn van de snelle vorderingen die met de Europese eenwording zijn gemaakt.
Zij die twijfelen gaan namelijk voorbij aan het vele dat onze landen inmiddels hebben bereikt. Het oorspronkelijke idee, de eenwording van Europa, heeft een ongelofelijke vlucht genomen, die de grote Founding Fathers uit de jaren na de catastrofale Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk, ondanks hun visie en ambities, verbaasd zou doen staan. De Unie heeft op haar grondgebied de oorlog uitgebannen, macht ondergeschikt gemaakt aan het recht en de deelnemende landen een ongekende welvaart gebracht. Het unieke Europese experiment heeft, ondanks perioden van vertraging en tegenslag, tot indrukwekkende resultaten geleid.
De Unie verenigt nu 25 Europese naties. Als eerste staatshoofd dat Uw vergadering toespreekt sinds de toetreding van de nieuwe lidstaten, wil ik vandaag een welgemeend woord van welkom richten tot hun vertegenwoordigers in dit parlement. Iedereen die het Europese ideaal ter harte gaat, heeft naar dit moment uitgezien. Uw landen behoorden immers al vanouds tot Europa. Velen hebben zich bevrijd van de jarenlange onderdrukking die ons werelddeel in twee kampen gescheiden hield. Voor de overtuiging en daadkracht waarmee zij dat hebben gedaan, hebben wij het diepste respect. Wij bewonderen ook de onnoemelijke inspanningen die alle landen zich hebben getroost om in korte tijd de vele en dikwijls ingrijpende voorbereidende maatregelen te treffen die noodzakelijk waren voor hun toetreding tot de Unie.
Met hun komst is de Europese familie een wat in het Frans zo mooi heet ’famille nombreuse’ geworden, een uitgebreide familie. Wij verwachten veel van deze uitbreiding. De grote bijdrage van de nieuwe leden-landen zou wel eens kunnen zijn dat zij in de Unie hetzelfde elan inbrengen dat zij hebben getoond toen zij zich bevrijdden van de Soviet-overheersing en bij de indrukwekkende inspanningen waarmee zij zich voorbereidden op het lidmaatschap. Het kan bijna niet anders of de Unie als geheel zal in dit elan en in het enthousiasme waarmee U aan dit nieuwe hoofdstuk begint - veelal met inzet van een jongere generatie -, kracht en inspiratiebronnen vinden.
Wie toetreedt tot een nieuwe familie, zal altijd met aanpassingsproblemen worden geconfronteerd - zeker als het een familie buiten het eigen land betreft. In mijn familie hebben we daar enige ervaring mee! Meestal wordt de grootste aanpassing van de nieuwkomer gevraagd, al zou het eerlijker zijn als deze opgave over beide partijen werd verdeeld. Dit geldt ook voor de uitbreiding van onze gemeenschap. De nieuwe leden zullen zich inspannen aan te sluiten bij wat er al in de Unie bestaat, maar de oudere leden moeten evenzeer de bereidheid tonen zich aan te passen. Dat is niet alleen de collegiale houding die men in deze kring mag verwachten, het is bovendien de kortste weg naar een goede samenwerking.
Het fundamentele beginsel in de Europese Unie is dat zij is gebaseerd op een ’Community of Law’. De landen die er deel van uitmaken - ook zij die traditioneel tot de machtige landen van Europa behoorden - hebben zich in het belang van hun gemeenschappelijke toekomst onder het gezag van het recht gesteld. In de geschiedenis van Europa is dit een unieke stap. Dit houdt tevens de eerbiediging in van de rechten van iedere individuele burger. Deze verankering van de Unie in het recht wordt treffend gesymboliseerd door de eedsaflegging van haar hoogste functionarissen ten overstaan van het voltallige Europese Hof van Justitie.
Onze 25 landen zijn verenigd - maar ’in verscheidenheid’. Zij koesteren een eigen identiteit, een eigen taal en een eigen cultureel erfgoed. Dit is de grote onderscheidende kracht van Europa en het is in ons aller belang die zorgvuldig te behoeden en te bewaren. De voortdurende confrontatie met andere culturen maakt ons bewuster zowel van de eigen cultuur als van ons gezamenlijke erfgoed. Wij staan daardoor ook sterker tegenover de geest van materialisme en massacultuur die zich onmiskenbaar - en in steeds dreigender vormen - over de wereld uitbreidt.
Om goed te kunnen functioneren dient de Unie op een aantal terreinen over duidelijke bevoegdheden te beschikken. Op andere gebieden, waar succes minder afhankelijk is van de bundeling van krachten, kan het, als tegenwicht, zin hebben meer ruimte te laten aan regeringen, lagere overheden en de burgers zelf om hun eigen oplossingen te zoeken - in nationaal verband of in euregio’s. Met een goed evenwicht tussen centraal en gedelegeerd bestuur kan worden voorkomen dat de Unie het beeld oproept van een alomvattende bureaucratie die de mensen van zich vervreemdt. Als verantwoordelijkheden duidelijk zijn en daar worden gelegd en gedragen waar zij het beste de gemeenschap dienen, zullen de burgers ook het gezamenlijk belang beter begrijpen en respecteren.
Meer dan het streven naar een einddoel, is Europa een wordingsgeschiedenis. Voor sommigen vordert het proces te langzaam, anderen gaat het te snel. Succes roept dikwijls tegenkrachten op. Die hoeven ons daarom niet te ontmoedigen. Veeleer zijn het aansporingen om verder te gaan. Soms moet daarbij het juiste moment worden afgewacht. Rome is niet in een dag gebouwd; hetzelfde geldt voor het gebouw dat zijn fundering kreeg in het Verdrag van Rome.
Onze Unie wint aan kracht wanneer zij zich openstelt voor landen die onze rechtsnormen delen en zich inspannen om aan de criteria te voldoen. Dit besef kan een aanmoediging zijn het overleg met hen die zich bij de Unie willen aansluiten, open, eerlijk en zonder vooringenomenheid te voeren. Als volkeren zich inspannen om de moeilijke overgang naar de democratische staatsvorm zo goed mogelijk te laten verlopen, verdienen zij extra waardering en steun.
Over drie dagen wordt in Rome het Constitutionele Verdrag ondertekend. De preambule houdt de plechtige verklaring in dat Europa zich wil blijven beijveren voor vrede, rechtvaardigheid en solidariteit in de wereld. Dat is een vérstrekkende ambitie. Daarmee wordt aangegeven dat dit georganiseerde Europa zich verbonden voelt met het ideaal van een eveneens georganiseerde wereld. Wij respecteren en steunen de Verenigde Naties als mondiale structuur die dezelfde beginselen in de wereld uitdraagt. Voor alle vooruitgang en ontwikkeling is vrede de eerste voorwaarde. Vrede is kwetsbaar en vereist intensieve zorg. De landen van de Europese Unie, die de vrede binnen hun grenzen hebben weten te bewaren, steunen nu vredesoperaties in andere delen van de wereld - en zenden daartoe hun soldaten uit. Met het Constitutionele Verdrag geven onze landen ook duidelijk aan dat zij hun verantwoordelijkheid nemen tegenover de rest van de wereld en onverminderd strijd zullen blijven voeren tegen armoede, ongelijkheid en onrecht.
Dames en Heren leden van het Europees Parlement,
Er bestaat in ons werelddeel een historische geestelijke verwantschap, een saamhorigheidsgevoel, dat ons tot Europeanen maakt. In de verdragen die wij hebben gesloten, hebben wij telkens duidelijker beschreven in wat voor beschaving wij willen leven. Onze Europese instellingen, waaronder Uw parlement, zijn de pijlers van die beschaving.
Bij het vervullen van de uitdagende taak 450 miljoen Europeanen te vertegenwoordigen, wens ik U van harte de bezieling toe die Europa vandaag van ons allen vraagt.