„De Bijbel betekent alles voor me”
ROTTERDAM - In haar hand heeft ze twee glanzende tassen, bedrukt met de namen van bekende modehuizen. Dat er geen afdankertjes in de tassen zitten, is duidelijk. Modieus is ze, deze jonge vrouw. Lezen in de Bijbel doet ze al heel lang niet meer. „Als kind natuurlijk wel, maar later zakt dat weg. Nee, dat hoeft voor mij niet meer zo. Ik heb wel een Bijbel, maar als ik eerlijk ben, heb ik er niet zo veel interesse in.” Haar voornaam? Ze kijkt hulpeloos in het rond. „Hoeft die alsjeblieft niet in de krant?”

Ze lopen flink achter in Rotterdam. Zesenvijftig minuten, om precies te zijn. Tenminste, als we de klok op de stadhuistoren mogen geloven. De torenklok klingelt parmantig, maar steeds op het foute moment. Niemand die het hoort, niemand die zich eraan stoort. Het stadhuis baadt in het kunstlicht. De Maasstad is duidelijk trots op het oudere pand, een van de weinige monumenten die de stad, sinds de Tweede Wereldoorlog, nog rijk is.Vrijdagavond is koopavond. De havenstad valt ermee uit de toon, omdat in vrijwel alle andere grote steden op donderdagavond de deuren van de winkels open zijn. Maar in Rotterdam hebben ze zo in de week helemaal geen tijd om te shoppen. Ook vanavond is het trouwens opvallend rustig.
Een man heeft een kaart uitgevouwen. Hij probeert krampachtig wat te zien op de stadsplattegrond bij het licht dat uit een winkelruit naar buiten straalt. Of hem wat gevraagd mag worden? „Nee, ik weet hier absoluut niets. De weg niet, niks. Kom hier niet vandaan.”
Een meisje wendt bij het horen van het woord „Bijbel” snel haar hoofd af en loopt door. Geen interesse. Een man, netjes in het pak, kijkt eerst heel belangstellend. Maar als hij doorheeft dat het over de Bijbel gaat, tikt hij op zijn horloge. „Sorry, ik moet echt verder.”
Marcel (35) is eerst ook niet erg toeschietelijk. Hij kijkt wat argwanend, maar geeft dan aarzelend toe dat hij wel eens van de NBV gehoord heeft. En ja, hij heeft ook een Bijbel. Hij leest er ook in. Zeer regelmatig zelfs. Het lijkt een beetje op het schillen van een ui, dit gesprekje. Maar dan is de weerstand gebroken en gaat het vanzelf. Marcel is lid van een Nederlands gereformeerde kerk en is eigenlijk best benieuwd naar de NBV. „Gewoon om te zien hoe ze bepaalde zinnen en gedeelten vertalen. Dat is toch altijd weer heel interessant.”
Op dit moment gebruikt hij voornamelijk de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap en Het Boek. „En soms ook de Statenvertaling, ja. Het lijkt me gewoon heel lastig om een goede vertaling te maken. Ik ken geen Hebreeuws en Grieks, maar dat weet ik in ieder geval wel”, lacht hij.
Hensley, een tengere jongen van 16 met een gekleurde huid, zwart haar en een aarzelend snorretje, leest wel eens in de Bijbel. Van een nieuwe vertaling heeft hij nog niets gehoord. Hij geeft antwoord in steno. Wat is volgens hem de kern van de Bijbel? „Goed doen.” En weg is hij weer.
Aan de overkant van de drukke, brede Coolsingel, wandelt een moeder met twee meisjes. Ze is casual gekleed: jack, spijkerbroek en stevige wandelschoenen. Natuurlijk wil ze praten, als ze maar weet waar het over gaat. „O, de Bijbel.” De meisjes willen verder. „Mama, kom!” „Vindt u het erg om richting de Intertoys te lopen? Dan kunnen we ondertussen praten, terwijl ik ze in de gaten kan houden.”
Nee, nee, de namen van de meisjes en van haarzelf geeft ze niet. „Daar begin ik niet aan.” Maar de Bijbel kent ze wel. „Ik heb ze in alle soorten en maten in huis. Gewone Bijbels, prentenbijbels én de Statenbijbel”, zegt ze nadrukkelijk. Ze leest er zelf eigenlijk niet in. „Ik ben remonstrants opgevoed en remonstranten lezen niet in de Bijbel”, lacht ze. „Onzin natuurlijk, maar remonstranten hebben nu eenmaal meer met de geest dan met de letter van de Bijbel. En die geest van de Bijbel, de boodschap, is liefde. Helaas weten de meeste christenen dat niet meer.”
Al leest ze dan zelf niet in de Bijbel, ze leest er wel uit voor. „Mijn dochter is verzot op de prentenbijbel. Mooie platen, maar wat een extreem slechte tekst. Extreem slecht. Ja, ik kom”, roept ze naar haar dochter die, staande in de open deur van Intertoys, de aandacht vraagt. „Ik hoop dat die NBV een goede vertaling is. We zullen zien.” Ze hoopt ook dat de vertaling „niet krampachtig” is. „Zo van: Jezus is dé Weg. Dat geloof ik dus niet meer. Jezus is een Weg. Vind ik.”
Uit een zijstraat, komt een andere jonge moeder aanlopen met twee kinderen. Een jochie huppelt aan haar linkerhand. Met de rechterhand duwt ze een rolstoeltje waarin een ander jongetje zit. Ze blijft direct staan als ze wordt aangesproken. Saskia (32) is toeschietelijk. Zeker heeft ze van de NBV gehoord. „Maar ik heb hem nog niet in handen gehad. O, kan dat ook niet omdat hij nog niet verschenen is?” Ze lacht aanstekelijk. Hoe dan ook, ze wil hem zeker hebben.
Of ze al een Bijbel in huis heeft? „Een hele verzameling, een kast vol. Gewone Bijbels, platenbijbels, kinderbijbels. Wat de Bijbel voor mij betekent? Alles!” Het klinkt als een belijdenis hier in de winkelstraat. „Alles!”, herhaalt ze nog eens. Zelf leest ze de Statenvertaling. „Daar ben ik mee vertrouwd, die vind ik goed. Ze is lid van het Leger des Heils en de kern van de Bijbel is voor haar in drie woorden te vatten: „God is Liefde. Dat is het helemaal.”
Eigenlijk heeft ze geen behoefte aan allerlei moderne vertalingen. „Als ik het in de Statenbijbel echt niet snap, kijk ik wel eens in een andere vertaling. En omdat we veel werk doen voor het kerkblad, zullen we de NBV ook zeker aanschaffen. Of niet?”, zegt ze tegen het zoontje dat aan haar hand trekt omdat hij verder wil. Hij knikt braaf. Zijn naam is Ruben en hij is 7 jaar oud, verklapt hij. „En mijn broertje heet Simon en hij is 5 jaar.” „Nou, kan het bijbelser?” lacht z’n moeder. „En nu gaan we snel verder.”