Vertrouwend wandelen met God
Psalm 25:10
„Alle paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid, dengenen die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren.”
Al Gods wegen keurt Gods kind goed. Zijn doen is majesteit en heerlijkheid. Alle paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid (Psalm 25:10).
Mijn Leidsman en mijn Vriend, Die met mij wandelt, is de soevereine God, Die met het heir des hemels en met alle inwoners der aarde, inzonderheid ook met Zijn kinderen en met mij, handelt naar Zijn welgevallen (Daniël 4:35).
Hij is blij dat hij de weg in alles mag toevertrouwen aan zijn Verbondsgod, met Wie hij wandelt. Dit ontheft hem van een zware last, die hij overgeeft aan de sterke God. Als de Heere hem in kruis, in bittere en benauwde wegen brengt, dan volgt hij toch gewillig.
Hij heeft met de Heere de reis aangenomen, gelovend en vertrouwend die God, Die mij uit het Egypte van mijn rampzalige natuurstaat verlost en uit het geweld van de helse Farao door een hoge hand uitgevoerd heeft. Die mij van de slavernij en onderdrukking der zonde verlost heeft, mij door de Rode Zee geleid en mijn vijanden heeft verdronken, die mij aan de evangelische Horeb in Zijn verbond gebracht heeft en al enige tijd geleid. Die God zal mij door de woestijn van dat werelds Arabië doorhelpen, en mij invoeren in dat hemels Kanaän daarboven. Hij heeft mijn rechterhand gevat, Hij zal mij leiden door Zijn raad, en daarna opnemen in heerlijkheid, zo zegt Hij met Asaf (Psalm 73:23, 24).
Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam (”Verzameling van veertien preken”, 1766)