Bruinvispopulatie in Noordzee verzevenvoudigd
Het aantal bruinvissen in het Nederlandse deel van de Noordzee is tussen 1991 en 2019 meer dan verzevenvoudigd. Wel nemen de aantallen vlakbij de kust juist af. Dat concludeert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uit nieuwe analyses die in samenwerking met Wageningen Marine Research (WMR) zijn gedaan.
De resultaten zijn gepubliceerd in het Compendium voor de Leefomgeving, een samenwerkingsverband van onder meer het CBS en de universiteit van Wageningen. Sinds 3 november dit jaar staat de bruinvis niet meer op de Rode Lijst van in Nederland bedreigde zoogdieren, en wordt momenteel dus niet meer in zijn voortbestaan bedreigd.
Eeuwenlang was de bruinvis een algemene soort in het Nederlandse deel van de Noordzee. Vanaf 1940 nam het aantal sterk af. De populatieontwikkeling van bruinvissen vertoont in 1991-2019 een sterk opwaartse trend. In 2019 telde de populatie ruim zeven keer zoveel dieren als in 1991.
De toename van het aantal bruinvissen in het Nederlandse deel van de Noordzee hangt samen met een verschuiving van dieren vanuit de noordelijke Noordzee naar het zuiden. De aantallen bruinvissen variëren binnen een jaar van 26.000 (in oktober-november 2010) tot 86.000 (maart 2011). Vanaf 2014 nemen de aantallen bruinvissen vlak bij de kust, op hooguit enkele honderden meters afstand vanaf land, af.
Met de toename van het aantal bruinvissen in de kustzone is het aantal strandingen van dode bruinvissen na 1991 sterk toegenomen. Dit aantal ging van hooguit enkele tientallen begin jaren 90 naar enkele honderden per jaar vanaf 2004. De grootste aantallen strandingen sinds het begin van de registratie bedroegen 962 in 2011 en 980 in 2012. Na deze piek daalde dit aantal weer. Dat komt overeen met de lagere waargenomen aantallen vlak bij de kust.
Vastgestelde doodsoorzaken van gestrande bruinvissen zijn onder andere verdrinking in vistuig, infectieziektes, verhongering, aanvaringen met scheepsschroeven en aanvallen door grijze zeehonden