Gezondheid

Gezondheidsredacteur Rinke van den Brink werd slachtoffer van medische misser

Als gezondheidsredacteur bij de NOS brengt Rinke van den Brink geregeld nieuws over medische fouten. In 2017 wordt hij zelf lijdend voorwerp. Met het boek ”Ik ben er weer. Zwaar ziek, gered door de psychiater” maakt hij de lezers deelgenoot van zijn ervaringen en lessen. „In het weekend moet je niet in het ziekenhuis zijn.”

19 November 2020 08:52Gewijzigd op 9 December 2020 11:09
Met “Ik ben er weer ” maakt Rinke van den Brink de lezers deelgenoot van zijn ervaringen in een ziekenhuis en bij een psychiatrische crisisdienst. beeld RD, Henk Visscher
Met “Ik ben er weer ” maakt Rinke van den Brink de lezers deelgenoot van zijn ervaringen in een ziekenhuis en bij een psychiatrische crisisdienst. beeld RD, Henk Visscher

Voor het oog herinnert niets meer aan de deplorabele toestand waarin NOS-redacteur Rinke van den Brink (65) drie jaar geleden verkeerde (zie ”Ode aan de psychiatrie”). Rustig blikt hij in zijn woning in Amsterdam-Noord terug op dat wat hem in 2017 overkwam. Hij kende de medische wereld al van haver tot gort, maar tot dan vooral professioneel. „Ik had een prima conditie.”

De naam van het ziekenhuis dat een inktzwarte herinnering naliet, wordt in zijn jongste boek niet genoemd. „Het gaat mij erom dat er meer aandacht komt voor patiëntveiligheid, met name in het weekend. In een afzonderlijk hoofdstuk laat ik op basis van onderzoek zien dat mensen die in de tweede helft van de week worden geopereerd, slechtere kansen hebben als ze in het weekend nog in het ziekenhuis liggen. Of dan terugkomen vanwege een complicatie. Een van de externe deskundigen die ik inschakelde om mee te kijken bij mijn behandeling, liet me weten: „Dit had ook bij ons kunnen gebeuren.” Op zaterdag en zondag is er in veel ziekenhuizen sprake van structurele onderbezetting.”

Zeker voor arts-assistenten is de drempel om een supervisor in te schakelen hoog, stelt Van den Brink. „In mijn geval moest een arts-assistent zowel de spoedeisende hulp als de kliniek bedienen. Hij deed die avond ook nog een reanimatie. Op grond van wat hij van de verpleegkundige hoorde en in de overdrachtsrapportage had gelezen, schatte hij mijn situatie niet heel ernstig in. In ieder geval minder ernstig dan die van patiënten op de spoedeisende hulp.”

2020-11-18-ACH2-Rinke2-4-FC_web.jpg
Rinke van den Brink is gezondheidsredacteur bij de NOS. beeld RD, Henk Visscher

Schreef u het boek als een vorm van verwerking?

„Eerst dacht ik aan een boek over patiëntveiligheid, op basis van mijn eigen casus. Ik heb kennis over ontstekingen, de werking van antibiotica en het gevaar van sepsis, bloedvergiftiging. En niet te vergeten contacten in de medische wereld die ik kon inschakelen toen er geen dokter kwam. Een doorsneepatiënt heeft dat allemaal niet.

Toen ik als gevolg van wat ik had meegemaakt ernstige psychiatrische problemen kreeg, veranderde het idee over het boek drastisch. Naast mijn ervaringen in het ziekenhuis beschrijf ik de psychose die me overkwam. Je belandt dan letterlijk in een krankzinnige wereld van wanen. Tegelijk waren er momenten waarop ik precies wist wat ik moest doen. Ik hoop door dit boek het taboe dat nog altijd op ernstige psychiatrische ziekten rust, te doorbreken. En te laten zien dat de behandeling heel effectief kan zijn.”

Wat dreef u in de psychotische fase om alles vast te leggen in een dagboek en op film?

„Dat gaf me een bepaald houvast in een van alle ankers losgeslagen bestaan. Ik wist niet wat me overkwam en wilde er grip op krijgen. Het obsessieve was onderdeel van het ziektebeeld. En je blijft zelfs in zo’n situatie journalist.

Terugkomend op je vorige vraag, het vastleggen van heel die periode in een boek had zeker therapeutische betekenis. Ik ben wel gespannen over de ontvangst. Mijn vorige boeken gingen over extreemrechts en antibioticaresistentie, onderwerpen op meer afstand. Dit boek gaat over mezelf, in al m’n kwetsbaarheid van toen.”

Het leest als een aanklacht tegen de ziekenhuiswereld en een ode aan de psychiatrie?

„Kort door de bocht kun je het zo zeggen. Wat de psychiatrie betreft, daarover hoor en lees je vaak negatieve verhalen, maar ik ben er geweldig geholpen. Door twee jonge, vrouwelijke artsen van wie er een nog heel onervaren was. Met beiden had ik vanaf het begin een klik. Dat is zeker bij een intensieve psychiatrische behandeling belangrijk. In het begin sprak ik hen drie keer in de week. Je hele ziel en zaligheid komt dan op tafel te liggen. Dat vraagt vertrouwen in de mensen die tegenover je zitten. Het is geen praatje over het weer. Door de opgedane ervaring heb ik meer interesse voor de geestelijke gezondheidszorg gekregen en zal ik er ook meer aandacht aan besteden.”

Wat rekent u het ziekenhuis aan?

„Mijn casus bevestigt wat ik al wist: dat er in ziekenhuizen veel fouten worden gemaakt. Van slordig dossiers bijhouden en het geven van verkeerde medicijnen tot ernstige stommiteiten. In mijn geval het onthouden van antibiotica bij een geperforeerde blindedarm, tegen de richtlijn in, met alle gevolgen daarvan. Kwalijk vind ik dat de betreffende chirurg die keus blijft rechtvaardigen en beweert dat er geen sprake is geweest van sepsis. Daarin wordt hij bijgevallen door het ziekenhuis. Alleen op ondergeschikte punten, die niet te ontkennen vielen, kreeg ik gelijk.

Bij toeval ontdekte ik dat me een onvolledig dossier is toegezonden. Pas in juli 2019 kreeg ik het volledige dossier. Daarin vond ik een aantekening van de microbioloog die sepsis constateerde. Mogelijkheid één is dat ook de klachtencommissie een incompleet dossier had. Dan is de klachtenprocedure een farce. Mogelijkheid twee is dat de commissie wel het complete dossier had; in dat geval is het oordeel leugenachtig.

De achterliggende tijd was ik druk met overeind krabbelen, het boek schrijven en alle verslaggeving over corona, maar het ziekenhuis is met mij nog niet klaar. In mijn boek heb ik het hele rapport van de klachtenprocedure als bijlage opgenomen. Geïnteresseerde lezers kunnen zelf zien wat er tussen het ziekenhuis en mij gewisseld is en de uitspraak van de commissie beoordelen.”

Hoe belangrijk is het dat je als patiënt alert blijft en je medisch dossier controleert?

„Het probleem is dat het de meeste patiënten aan de nodige kennis ontbreekt. Het vraagt nogal wat om je medisch dossier te kunnen begrijpen. Daarom heb ik weinig met die mooie verhalen over samen beslissen. Tegenover me lag een Marokkaanse mevrouw die nauwelijks Nederlands sprak. Ze communiceerde via haar kinderen. De in het ziekenhuis aanwezige tolk werd niet ingeschakeld. Je kunt mensen inzage in hun dossier geven, maar dat is in veel gevallen een schijnvertoning.”

Hoe hard is de relatie tussen het ziekenhuisdrama en de psychose die u opliep?

„Uiteindelijk is de diagnose bipolaire stoornis gesteld. Die komt voort uit een genetische aanleg. Dat wat me in het ziekenhuis is overkomen, was volgens de psychiater de trigger voor het ontstaan van de psychose. Dat lijkt me een plausibele verklaring. Het is heel uitzonderlijk dat je op mijn leeftijd een eerste psychose krijgt. Mogelijk ben ik de jaren ervoor beschermd door depakine, een middel tegen epilepsie dat ik al heel lang slik. Dat is ook een stemmingsstabilisator.”

Wat hebt u overgehouden aan de ziekteperiode?

„Mijn libido is afgenomen, mijn kortetermijngeheugen is slechter, ik ben wat emotioneler en in gezelschap stiller. In ieder geval minder dominant. Dat vindt mijn vrouw overigens wel prettig. In het algemeen moet ik mezelf meer in acht nemen. Daar staat tegenover dat ik de gewone dingen van het leven meer ben gaan waarderen. Niets is vanzelfsprekend, alles kan binnen een dag totaal veranderen.”

2020-11-18-ACH2-Brink2-6-FC_web.jpg
Met “Ik ben er weer ” maakt Rinke van den Brink de lezers deelgenoot van zijn ervaringen in een ziekenhuis en bij een psychiatrische crisisdienst. beeld RD, Henk Visscher

Ode aan de psychiatrie

In de late avond van donderdag 2 februari 2017 wordt bij Rinke van den Brink een ontstoken blindedarm verwijderd, die al geperforeerd blijkt te zijn. De chirurg, afkomstig uit een groot ziekenhuis in de buurt, ziet geen pus in de buikholte en vindt daarom aanvullende maatregelen niet nodig. Het blijft bij antibiotica voor één dag, die maar voor de helft wordt gegeven. De volgende morgen wordt Van den Brink al ontslagen.

In de nacht van zaterdag op zondag 5 februari krijgt hij koorts en meldt hij zich weer bij het kleine ziekenhuis op loopafstand van zijn huis. Na uren van wachten en onderzoek wordt hij opnieuw opgenomen. Via een infuus krijgt hij twee soorten antibiotica; toch neemt in de loop van de dag de koorts toe. Op grond van zijn boek over antibiotica is Van den Brink ervan overtuigd dat er sprake is van beginnende sepsis, een levensbedreigende situatie. Een dokter komt niet, ondanks zijn dringende verzoek. Ten einde raad appt hij Christina Vandenbroucke-Grauls, hoogleraar microbiologie. Zij neemt contact op met de dienstdoende microbioloog. Dankzij diens interventie schrijft de spoedeisendehulparts het paardenmiddel gentamicine voor in de maximale dosis. Aansluitend krijgt Van den Brink nog negen dagen antibiotica per infuus toegediend. Met een antibioticum in tabletvorm wordt hij op 14 februari ontslagen. Na vijf dagen krijgt hij pijn in de linker testis. Het blijkt een bijbalontsteking te zijn, wat volgens de uroloog vaker voorkomt na perforatie van een ontstoken blindedarm. Opnieuw krijgt Van den Brink antibiotica voorgeschreven, nu voor tien dagen. De controleafspraak na operatie, met een onbekende chirurg, is een shockerende ervaring. De man toont geen enkele empathie.

De uitgestelde vakantie naar Curaçao verloopt goed, maar na de gebruikelijke jetlag weigert het slaappatroon bij Van den Brink zich te herstellen. ’s Nachts ligt hij te malen, gevoelens van zorg maken plaats voor paniek. De gesprekken met een psychotherapeut bieden geen soelaas. Integendeel, hij heeft het idee dat de man hem op afstand beïnvloedt. Obsessief begint hij zichzelf en allerlei voorwerpen in huis te filmen met zijn mobiele telefoon of iPad. Ook zoon Sam, die filmmaker wil worden, legt zijn vader in al zijn misère vast. Door de waanwereld waarin hij verkeert, heeft Van den Brink grote verwachtingen van de filmproductie.

Zijn huisgenoten zien een man die in verwarde taal tegen zichzelf praat, zenuwtics ontwikkelt en steeds verder wegzakt. Een jonge huisarts verwijst hem op 3 mei 2017 naar de psychiatrische crisisdienst. Daar strompelt hij, ondersteund door zijn vrouw, als een oude man binnen. Het opgemaakte psychiatrische rapport spreekt onder meer over hallucinaties, acute psychose en seksuele ontremming. Onderzoek brengt geen neurologische oorzaak aan het licht. Met zware psychofarmaca, waaronder een antipsychoticum, mag Van den Brink weer naar huis. De maanden erna blijft hij onder controle. Een opname dreigt omdat hij aanvankelijk weigert te stoppen met zijn uitingen op sociale media.

Na verloop van tijd wordt de diagnose bipolaire stoornis gesteld, ook wel bekend als manische depressie. Met het wijken van de manie, dankzij medicatie, groeit bij Van den Brink de zorg over de toekomst. Wil de NOS hem nog hebben? Mede door sportbeoefening weet hij die vrees te overwinnen. In oktober 2017 neemt hij afscheid van de crisisdienst en stapt hij over naar de psychiater die hem verder zal begeleiden. Zijn werk bij de NOS pakt hij voorzichtig weer op; op 12 maart 2018 is hij volledig aan het werk, 403 dagen na ziekmelding vanwege een blindedarmontsteking. In december 2018 start hij een klachtenprocedure tegen het ziekenhuis waar hij is behandeld. Voor de psychiatrische crisisdienst heeft hij niets dan lof.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer