Vrijheid voor hugenoten in Friedrichsdorf
Het Duitse Friedrichsdorf, bij Frankfurt, dankt zijn naam aan de vrijgevige landgraaf Friedrich II van Hessen-Homburg, die daar vanaf 1687 Franse geloofsvluchtelingen asiel verleende. Studenten van de Philipp-Reis-Schule presenteren de geschiedenis op de tentoonstelling ”De komst van de hugenoten naar Friedrichsdorf”.
Friedrich II was duidelijk bewogen met het lot van de Franse vluchtelingen toen hij zei: „Ik zou mijn zilverwerk liever verkopen dan deze arme mensen asiel te ontzeggen.” De landgraaf wist ervan dat na het herroepen van het beschermende Edict van Nantes, in 1685, de Franse hugenoten in feite vogelvrij waren. En dat Lodewijk XIV met geweld probeerde hen weer onder de hoede van de roomse staatskerk te brengen.
Velen ontvluchtten hun vaderland en weken via Zwitserland uit richting Duitsland. In Frankfurt werden de berooide vluchtelingen, die alles hadden moeten achterlaten, opgevangen door Duitse protestanten en kregen zij hulp en geld. Daarop werden zij herverdeeld over verschillende regio’s in Duitsland. Landgraaf Friedrich II wilde hen graag als kolonisten in zijn gebied verwelkomen en bood hun gratis stukken land aan om zich te vestigen. Een edelmoedig gebaar van deze landgraaf, die hetzelfde calvinistische geloof met hen deelde.
Maar er was ook een andere reden. Friedrich II had een sterk verarmd gebied geërfd, als gevolg van de dertigjarige godsdienstoorlog (1618-1648), waarin tallozen omkwamen. Hij hoopte dat de komst van de hugenoten zijn machtsgebied economisch zou doen opleven. Hij wist dat de Fransen een hoogwaardige cultuur en nieuwe vaardigheden wat betreft landbouw, nijverheid en handel zouden meebrengen. Daarom was hij zuinig op deze immigranten en verleende hun een groot aantal privileges. Voorop stond de garantie van bescherming en vrije uitoefening van hun godsdienst. Verder: vrijstelling van belasting gedurende de eerste tien jaar en vrijheid om eigen beroep of ambacht uit te oefenen zonder de verplichting zich bij de bestaande gilden aan te sluiten. Ook kregen de bewoners van Friedrichsdorf in hoge mate zelfbestuur, met het Frans als voertaal. Deze en andere privileges golden ook voor de nakomelingen van de hugenoten – om een blijvende economische ontwikkeling van Friedrichsdorf te garanderen.
Zoals in de meeste plaatsen waar hugenoten zich vestigden, ontstond ook in Friedrichsdorf een sterke textielindustrie. De hugenoten beschikten over vernuftige weefmachines om kousen te produceren, een techniek die toen in Duitsland nauwelijks bekend was. Middenin de 18e eeuw bereikte de kousenindustrie in Friedrichsdorf een hoogtepunt: een jaarlijkse productie van 30.000 stuks. Maar met de komst van de industriële revolutie verloren de hugenoten hun voorsprong, met name als gevolg van de nieuwe Rijnlandse massaproductie van simpele, goedkope kousen.
Brandstichting
In sociaal opzicht boterde het niet erg met de autochtone bevolking. Die was voor het merendeel luthers, terwijl de hugenoten gereformeerd waren. Bovendien gaf de landgraaf hun privileges die hij zijn eigen bevolking onthield. Een voedingsbodem voor vreemdelingenhaat, nijd en afgunst. Men voelde zich bedreigd door de sterke werklust van de hugenoten, die er bovendien vreemde gewoonten op nahielden. Ondankbaar, twistziek en arrogant waren die vreemdelingen in hun ogen. Hun Franse spraak, cultuur en andere geloofsrichting vielen niet in goede aarde. Hoewel de landgraaf de hugenoten beschermde, konden incidenten tot zelfs brandstichting niet uitblijven. Heel herkenbaar, ook nu in Nederland…
De tentoonstelling ”De komst van de hugenoten naar Friedrichsdorf” is tot 31 oktober te bezichtigen in het hugenotenmuseum in Bad Karlshafen.