Kabinet presenteert Kamer afgeslankte coronawet
„We gaan terug naar de tijd van koning Willem I”, briesten staatsrechtsgeleerden in juni. De concept-coronawet gaf het kabinet in hun ogen te veel macht. De nieuwe versie is aanzienlijk afgeslankt.
Waarom komt het kabinet met deze wet?
Voor het beteugelen van de coronapandemie kreeg de minister van Volksgezondheid in maart tijdelijk veel meer bevoegdheden. Hij kondigt maatregelen af die in het hele land van kracht zijn, zoals het anderhalvemeterafstandscriterium of het verbod op groepsvorming. Die worden neergelegd in noodverordeningen. De minister heeft in het land 25 adjudanten, namelijk de voorzitters (veelal zijn dat burgemeesters) van de 25 veiligheidsregio’s waarin Nederland is opgedeeld. Zij stellen die verordeningen op en zien erop toe dat ze worden nageleefd.
Die alarmfase duurt inmiddels al bijna een half jaar. Te lang, zeggen staatsrechtdeskundigen, om het coronabeleid als het ware per decreet vast te stellen en de vrijheden van burgers te beperken, zeker als Tweede Kamer en gemeenteraad daarbij tijdelijk min of meer buiten spel wordt gezet. Die beperkingen horen te worden opgenomen in een wet die op een normale manier door de Tweede en Eerste Kamer wordt geloodst. Aan die kritiek geeft het kabinet nu gehoor.
Dus wat nu in de noodverordening staat, staat straks in de wet?
Klopt, daar komt het in grote lijnen op neer. Kanttekening is wel dat onder die wet nog allerlei uitvoeringsregelingen komen te hangen (in jargon: algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen) die de minister grotendeels zelfstandig kan vaststellen. Zo kan hij besluiten dat bepaalde noodmaatregelen in sommige gemeenten tijdelijk weer moeten worden aangescherpt. Ook kan hij zorginstellingen weer bezoekbeperkingen opleggen. De Kamer krijgt de regelingen in principe vooraf ter inzage en heeft dan een week de tijd om (schriftelijk) te reageren.
Verder geeft de wet burgemeesters weer veel van hun oude toezichts- en handhavingsbevoegdheden terug. Ook kunnen ze straks lokale ontheffingen verlenen voor het verbod op groepsvorming (bijvoorbeeld bij bruiloften of het uitreiken van onderscheidingen), voor het openstellen van publieke plaatsen of voor het organiseren van evenementen. Daarvoor moeten ze zich wel eerst laten adviseren door de GGD.
Per wanneer gaat de wet in?
Dat is mede afhankelijk van de agenda van de beide Kamers na het reces. Als de parlementaire behandeling vlot verloopt, moet het mogelijk zijn om de wet per 1 oktober te laten ingaan. De beoogde werkingsduur van een jaar is mede na kritiek van de Raad van State teruggebracht naar een half jaar, inclusief de mogelijkheid van een periodieke driemaandelijkse verlenging.
Op de conceptversie van de wet kwam behoorlijk wat kritiek. Is die nu verstomd?
Die is in elk geval substantieel verminderd, ook omdat het invoeren van de veelbesproken corona-app geen onderdeel meer uitmaakt van deze wet en omdat er straks niet meer wordt gecontroleerd of de afstandsnorm in de eigen woning wordt nageleefd. Opgelegde geldboetes vanwege het schenden van de afstandsnorm of het groepsvormingsverbod mogen bovendien geen reden zijn om iemand een verklaring omtrent het gedrag te weigeren, met uitzondering van bepaalde justitiële functies. Illustratief was de toon die D66, de meest kritische coalitiefractie, maandag aansloeg: van kritisch naar gematigd positief. De fractie ziet nog drie verbeterpunten: de werkingsduur van de wet verkorten naar drie maanden, de maximumboete van 435 euro op het overtreden van de afstandsnorm verlagen en nog behoedzamer omgaan met bezoekverboden in instellingen.
Wat zegt de wet over de kerken?
Weinig nieuws ten opzichte van de conceptversie. Kerkelijke bijeenkomsten vallen niet onder het verbod op groepsvorming. Wel gelden ook tijdens samenkomsten in kerken de veilige afstandsnorm –met een uitzondering voor specifieke handelingen door geestelijke bedienaren, zoals predikanten– , en zijn er hygiënevoorschriften van kracht. De verantwoordelijkheid voor de naleving daarvan ligt primair bij de kerkenraad, die daarvoor een wettelijke zorgplicht krijgt. Dankzij deze constructie moet de kerkgang ook bij een eventuele opleving van het virus toch zoveel mogelijk doorgang kunnen vinden. Bij calamiteiten kan de minister of de burgemeester kerken een aanwijzing of bevel geven om de naleving van de zorgplicht te bevorderen, maar gelet op de Grondwet is uiterste terughoudendheid daarbij het uitgangspunt.