Opkoopprogramma ECB
Wie heeft de macht in Europa? Zijn dat de nationale lidstaten of de Europese instituties? Die vraag houdt Europa sinds vorige week in zijn greep na een uitspraak van het Duitse Grondwettelijke Hof over het opkoopbeleid van de Europese Centrale Bank (ECB).
Sinds 2015 koopt de ECB staatsobligaties op om de inflatie op te vijzelen en de economie te stimuleren. De lage rente die daarmee gepaard gaat, voorkomt dat Zuid-Europese landen in financiële problemen komen. Spaarders en gepensioneerden hebben door de lage rente daarentegen te maken met lagere rendementen en tegenvallende aanvullende pensioenen.
De Duitsers zijn altijd kritisch geweest over het opkoopbeleid dat op de lange duur de euro en het monetaire systeem ondermijnt. Het Duitse Grondwettelijke Hof oordeelde vorige week dat de ECB niet bevoegd is de economie te stimuleren met zijn opkoopbeleid. De Europese bank krijgt drie maanden de tijd om uit te leggen dat het gevoerde opkoopbeleid alleen ingegeven is door monetaire motieven. Als de ECB dat niet kan of doet, moet de Duitse centrale bank zich onttrekken aan het opkoopprogramma van de ECB.
De uitspraak leidt in Europa tot grote beroering. Het Europese Hof van Justitie in Luxemburg was er als de kippen bij om duidelijk te maken dat alleen hij als enige bevoegd is om te oordelen over een Europese instantie als de ECB. De (Duitse) voorzitter van de Europese Commissie, Von der Leyen, stelde kort en bondig dat het laatste woord over EU-regels wordt gesproken in Luxemburg en niet ergens anders.
Duitse media wassen nu de oren van Von der Leijen. De claim dat Europees recht boven dat van de lidstaten gaat, is volgens hen onterecht. Dat zou zo zijn als Europa een federatie is net als de Verenigde Staten, maar Europa is een confederatie waar de lidstaten het laatste woord hebben.
De vraag is wie nu het recht aan zijn zijde heeft. Dat is formeel gezien toch het Europese Hof. Volgens het Europees Verdrag is de Europese Unie een orgaan waar verschillende soorten regels van kracht zijn. De EU is aan de ene kant intergouvernementeel omdat verdragswijzigingen alleen tot stand kunnen komen als alle lidstaten daarmee instemmen. Aan de andere kant is Europa ook supranationaal omdat er een Europees Hof van Justitie is dat de regels voor allen vaststelt. Dit systeem heeft een zekere dubbelheid in zich, maar zo is het nu eenmaal vastgesteld door alle lidstaten, dus ook door Duitsland.
Toch mag Europa de Duitse kwestie niet afdoen met een verwijzing naar de formele regels. In Duitsland zit terecht grote bezorgdheid over de houdbaarheid van de euro. Het kan niet zo zijn dat de rijkere noordelijke landen de rekeningen blijven betalen van de zuidelijke lidstaten terwijl die blijven weigeren hun samenlevingen te hervormen en hun overheidsfinanciën op orde te brengen. Dat is de eigenlijke discussie.