Duitsland beledigt eigen wirtschaftswunder met hoogste onderscheiding voor Draghi
Vertrekkende topmannen van de grote centrale banken kunnen op enkele dingen rekenen. Een lucratief boekcontract, een open deur naar de net zo lucratieve lezingencircuit en heel veel eer.
Neem Alan Greenspan, tussen 1987 en 2006 de voorman van de Amerikaanse centrale bank, de Fed. Na zijn vertrek kreeg hij 8,5 miljoen dollar tekengeld van een uitgever om daar zijn memoires uit te geven, vraagt hij 100.000 dollar voor een toespraak van één uur en is onder meer geridderd in Groot-Brittannië.
De eerste twee zijn de uitkomst van marktwerking en daar moet je vrede mee hebben. Het is het waard, zegt de markt.
Maar het derde element, de onderscheidingen, daar komt geen markt aan te pas. Besluiten wel of niet iemand een onderscheiding te geven, is aan politici. En soms is de onderscheiding voor een voormalig centrale bankier een belediging naar het land zelf en zijn monetaire geschiedenis. Zoals in Duitsland anno 2020.
Duitsland is onder economen vooral bekend als het wirtschaftswunderland: de indrukwekkende groei sinds 1945 is inderdaad een wonder. Dé uiting van dat wonder is de Duitse mark, met het oerdegelijke, verstandige monetaire beleid van de Bundesbank, de Duitse centrale bank, erachter.
Enkele jaren geleden kreeg ik een pakketje, met daarin het boek dat gepubliceerd was naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de mark. De rode draad is dat de Duitse centrale bank nooit haar beleid afstemde op de noden van een klein deel maar altijd met het oog op algemeen belang handelde. Dat deed ze met het oog op de middellange termijn.
Onverantwoord beleid voorstellen binnen de kathedraal van monetair gezond verstand stond gelijk aan vloeken in de kerk, laat staan zo’n beleid voeren.
De gewone man liep weg met de Bundesbank, ik heb het gevoel dat Duitsers uit alle windstreken alles zouden laten vallen om naar Frankfurt te gaan en de Bundesbank met eigen lijf te verdedigen mocht dat nodig zijn. Duitse politici waren van tijd tot tijd geïrriteerd en boos op de bank. Die er overigens nooit mee zat.
Daar moest ik aan denken toen ik onlangs las dat Mario Draghi, tot voor kort president van de ECB, vrijdag van de Duitse president het Bundesverdienstkreuz opgespeld kreeg. Dat is de hoogste onderscheiding van de bondsrepubliek en wordt gegeven aan iemand die onder meer op het economisch-sociaal gebied zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de bondsrepubliek.
Als Draghi de hoogste onderscheidingen van Italië, Spanje of Frankrijk zou krijgen, dan had ik gedacht: logisch. Maar van Dúitslánd! Als je een meerderheid van de Duitsers boos wilt krijgen, moet je roepen dat Draghi zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor hun welzijn. Dat wat Draghi deed en waar hij voor stond, was precies het tegenovergestelde van waar Duitse centrale bankiers sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog voor stonden en wat ze deden.
Draghi die de hoogste Duitse onderscheiding krijgt voor zijn monetaire beleid: een betere weergave van moreel-monetair faillissement van de Duitse politiek is nauwelijks denkbaar. Ik hoop dat niemand in Den Haag erover nadenkt Draghi een lintje te geven. Dat zou een belediging voor onze monetaire historie zijn.
De auteur is hoofdeconoom bij OHV Vermogensbeheer.