Opinie

Laat christenen ook christelijk debatteren

Een van de redenen waarom Philippus Melanchthon naar de hemel verlangde, was dat hij daar verlost zou zijn van strijd, debat en polemiek. Op aarde leed hij daar zo onder.

Dr. M. Klaassen
30 November 2019 09:58Gewijzigd op 17 November 2020 06:56
„In elk debat en in elke polemiek moet de vraag leidend zijn wat we ermee beogen.” Foto: In oktober werd in de Utrechtse Jacobikerk het Jacobidebat, over het thema geluk, gehouden. Paul Schnabel (r.) en Bart Jan Spruyt (m.) gingen onder leiding van Lynda
„In elk debat en in elke polemiek moet de vraag leidend zijn wat we ermee beogen.” Foto: In oktober werd in de Utrechtse Jacobikerk het Jacobidebat, over het thema geluk, gehouden. Paul Schnabel (r.) en Bart Jan Spruyt (m.) gingen onder leiding van Lynda

Na Melanchthons dood vonden ze onder zijn paperassen een papier waarop hij geschreven had waarom je niet al te bang hoefde te zijn voor de dood. „Je zult bevrijd worden van de zonden. Je zult bevrijd worden van de plagerij en de razernij van de theologen (rabies theologorum).”De ”rabies theologorum” is een gegeven waaraan in een gebroken wereld en een al te zeer verdeelde kerk niet te ontkomen valt. Maar zou het mogelijk zijn om polemiek – die is blijkbaar onvermijdelijk – op een respectvolle, christelijke en hopelijk vruchtbare wijze te bedrijven? Dat vroeg ik me af toen ik, na ruim zes jaar opiniërende artikelen geschreven te hebben voor Toegespitst, mijn laatste bijdrage voorbereidde.

In die zes jaar passeerden soms gevoelige ethische en theologische onderwerpen de revue. Schrijven over (homo)seksualiteit, anticonceptie, verkiezing, sabbat, besnijdenis en hoofdbedekking ontlokte soms veel reacties, zowel instemmende als kritische. Daar was ik niet op uit, maar het nut van schrijven over onderwerpen waarover iedereen het eens is, heb ik nooit ingezien. Opiniërende bijdragen moeten vormen, voeden en soms ook schuren en prikkelen. Duiding is onmisbaar in het tijdperk van generatie Z, die vooral belang hecht aan authenticiteit en „of je goed bent in wat je doet”, maar weinig geïnteresseerd is in de waarheidsvraag (RD 26-11). Duiding in het licht van de Waarheid is echter een vereiste voor een krant die gelooft dat we alleen in Gods licht het licht zien (Psalm 36:10).

Houvast

Wim Boevink schreef vorige week in Trouw: „Commentaren zijn boeien om je in de stroom aan vast te houden.” Als een bijdrage dat doet: houvast bieden in de maalstroom van deze tijd, al is het maar voor één persoon, dan is de moeite niet voor niets geweest. Maar opiniëren wekt reactie, tegenspraak en soms felle kritiek op. Hoe ga je daarmee om?

Ooit las ik van de inmiddels overleden Amerikaanse reformatorische theoloog Roger Nicole een artikel over hoe om te gaan met hen die met ons van mening verschillen. Hij noemde drie uitgangspunten die een christen voor ogen zou moeten houden in een debat met andersdenkenden.

Ik durf niet te stellen dat ik er altijd naar gehandeld heb, maar nu ik ze herlees, meen ik dat ze niets van hun waarheid en geldigheid verloren hebben. Graag geef ik ze door, in de hoop dat andere scribenten er hun voordeel mee zullen doen. Trouwens, ze wijzen een weg voor elke christen die in een debat terechtkomt.

Waarheid en liefde

Het eerste uitgangspunt van Nicole is dat je jezelf afvraagt: Wat ben ik degene die met mij van mening verschilt verschuldigd? In elk geval (in het licht van Efeze 4:15) waarheid en liefde. Als christen ben ik de ander niet verschuldigd het met hem eens te zijn, wel hem te dienen met de waarheid. Van levensbelang is hoe je dat doet.

Paulus schrijft in genoemde tekst dat we geroepen zijn de waarheid te betrachten in liefde. En liefde houdt in dat we de ander behandelen zoals we zelf behandeld willen worden (Mattheüs 7:12). Dat betekent onder meer dat je de standpunten van de ander beschrijft zoals je wilt dat jouw standpunten beschreven zouden worden. Onderneem dan ook een serieuze poging om te begrijpen wat iemand bedoelt en wat zijn diepste intentie is.

Het tweede uitgangspunt is jezelf de vraag stellen wat je kunt leren van degene met wie je van mening verschilt. Verschillende keren overkwam het me dat reacties van anderen mij aspecten lieten zien die ik onderbelicht had of over het hoofd gezien. Critici zijn niet alleen opponenten; ook helpen ze je de balk in je eigen oog te zien. Het getuigt van flinke zelfoverschatting als we ervan uitgaan dat wij bij voorbaat gelijk hebben en de ander niet. Gods Woord is de waarheid, maar dat geldt niet altijd voor onze visies op en verwoordingen van de waarheid.

Nicole schrijft dat je veel aspecten van het christelijk geloof kunt vergelijken met rails: je hebt beide sporen nodig. Verkiezing en verantwoordelijkheid, rechtvaardiging en heiliging, de goddelijke en de menselijke natuur van Christus, het zijn zaken waarover je steeds met twee woorden moet spreken. Al te snel hellen we te zeer naar de ene kant over, ten koste van de andere. Het is nuttig als anderen ons daarop attenderen en ons corrigeren. Hoeveel waarde we ook hechten aan onze eigen traditie of theologische positie, een christen kent altijd ”ten dele” en moet dus openstaan voor de waarheidsmomenten in de opvatting van de ander.

Leerzaam is de opstelling van de godvrezende Schotse theoloog John Duncan. Hij zei dat hij ten eerste christen, ten tweede katholiek, ten derde calvinist, ten vierde voorstander van de kinderdoop en ten slotte presbyteriaan was. Omdat het eerste voor hem het meest primaire was, kon hij de volgorde niet omdraaien. Dat hield in dat hij ook oog had voor de waarheidselementen in posities anders dan de zijne.

Opbouw

Ten slotte moet in elk debat en in elke polemiek de vraag leidend zijn wat we ermee beogen. Is ons doel gelijk krijgen, onze superieure kennis etaleren, de ander een hak zetten of te kijk zetten? Zo’n wereldse manier van denken past een christen niet. Ook wie overtuigd is van het ongelijk van de ander en meent dat hij diens verkeerde inzichten en denkbeelden moet corrigeren, hoort dit te doen vanuit het verlangen de ander te leiden tot het licht van de kennis van de waarheid. Immers, „een dienstknecht des Heeren” – er lijkt me niets op tegen dit te betrekken op elke christen – „moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren en die de kwaden kan verdragen; met zachtmoedigheid onderwijzende degenen die tegenstaan; of God hun te eniger tijd bekering gave tot erkentenis der waarheid” (2 Timotheüs 2:24-25).

Als deze uitgangspunten leidend zijn in het publieke debat tussen christenen onderling of in het gesprek met andersdenkenden, zullen de ”razernijen der theologen” minder pijnlijk en aanstootgevend zijn en hopelijk meer vruchtbaar tot opbouw. Ik voor mij neem er in elk geval even afstand van en wens mijn opvolger veel vreugde, vrucht en zegen.

Dit is de slotbijdrage van dr. Klaassen aan de pagina Toegespitst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer