Bescheiden feestje voor jarige TUA
De Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) bestaat 125 jaar. Reden voor een „bescheiden feestje”, vindt rector prof. dr. H. J. Selderhuis. „Christelijke gereformeerden zijn geen feestnummers. We staan even bij het jubileum stil, we danken, en gaan dan rap weer aan het werk.”
Terwijl socialisten de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) oprichten en de ANWB de eerste, houten wegwijzers langs de route Rotterdam-Utrecht plaatst, sticht de Christelijke Gereformeerde Kerk een eigen theologische opleiding in Den Haag. Ongeveer 3500 mensen zien niets in de vorming van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Die is van bovenaf opgelegd, vinden ze. En bovendien zijn de opvattingen van theoloog Abraham Kuyper over doop en verbond niet ongevaarlijk. Een pastorale, bevindelijke prediking, dat willen ze.
De Theologische School start in de studeerkamer van ds. J. Wisse Czn., terwijl ds. F. P. L. C. van Lingen in de consistorie van het kerkgebouw in de Snoekstraat in Den Haag doceert. Het lukt de christelijke gereformeerden maar niet om een geschikt gebouw te vinden. Na een aantal verhuizingen in Den Haag en omgeving besluit de synode in 1918 de school naar het midden van het land te verplaatsen. Voor 27.500 gulden wordt een grote villa in het Wilhelminapark in Apeldoorn gekocht. „Een zeer behoorlijk plekske voor rustig studieleven”, zo is de gedachte. Op 6 mei 1919 wordt het nieuwe onderkomen van de Theologische School officieel geopend.
Honderd jaar later is prof. Herman Selderhuis (58) rector van de Theologische Universiteit Apeldoorn. Ondanks een reeks verbouwingen en uitbreidingen groeide de instelling uit haar jasje. „We staan voor een dilemma”, zegt prof. Selderhuis in de kamer van de bestuursvoorzitter. „Geen enkele theologische universiteit in Nederland staat op zo’n mooie plek als de TUA. We willen hier eigenlijk niet weg, maar er zijn weinig mogelijkheden om uit te breiden.”
In de kast liggen een paar concrete plannen voor nieuw- of verbouw op de huidige locatie. „Maar daar hangt wel een prijskaartje aan en geld is niet ons sterkste punt”, stelt de Apeldoornse kerkhistoricus vast. Even later: „Misschien is er wel iemand die 125 een mooi getal vindt en 125.000 euro naar ons overmaakt. Dat zou een mooi begin zijn.”
Wat in de 125-jarige geschiedenis van de TUA min of meer hetzelfde is gebleven, is volgens prof. Selderhuis de manier van theologiebeoefening. „Natuurlijk hebben we tegenwoordig veel meer dan voorheen te maken met kwaliteitseisen die de overheid aan onderwijs en onderzoek stelt. En de samenleving stelt de theologie andere vragen dan toen. Maar we hebben hier altijd geprobeerd te werken vanuit het voetiaanse ideaal: de verbinding tussen wetenschap en vroomheid.”
Hoe draag je dat over aan studenten?
„Je hoopt dat ze er iets van proeven. In de manier waarop we met elkaar omgaan, in hoe we over de Heere spreken. Tijdens de colleges komt regelmatig aan de orde dat theologie een wetenschap is, maar ook vroomheid, eerbied en dienstbaarheid aan de kerken inhoudt.”
In de kerken is vaak benadrukt dat ‘Apeldoorn’ geen wetenschappers opleidt, maar dominees.
„Ik denk dat dat een verkeerde tegenstelling is. De Reformatie benadrukte juist dat je als predikant een wetenschappelijke opleiding nodig hebt. Calvijn richtte niet voor niets een academie op. Er zijn hier dus theologen die predikant worden en theologen die op een andere wijze actief worden, bijvoorbeeld in de wetenschap.”
De Apeldoornse opleiding stond in de jaren zestig bekend als een orthodox bolwerk. En nu?
„Ik hoop dat dit nog steeds zo is. Ik zie het als een compliment. En dan wel een bolwerk van levende orthodoxie, niet van traditionalisme. Mensen die hier komen, weten wat ze te wachten staat. We waren gereformeerd, zijn dat en we willen het ook blijven. Met alle ruimte en grenzen die er zijn.”
Waar ligt die grens?
„Mensen die hier komen studeren, moeten instemmen met de gereformeerde belijdenis.”
In het jaarverslag van de universiteit stond in 2011 voor het eerst de optie om die belijdenis te „respecteren.”
„Dan gaat het om studenten die moeite hebben met de kinderdoop. We hebben studenten gehad uit Duitsland en de Verenigde Staten, uit de kring van gereformeerde baptisten. Iemand als Spurgeon had dus in Apeldoorn student kunnen zijn.”
De TUA is niet eenkennig.
„Veertig jaar geleden kwam ik hier binnen als student. De verhoudingen waren duidelijk: je was lid van de Christelijke Gereformeerde Kerken of van de Nederlands Gereformeerde Kerken. En heel af en toe was er iemand uit een ander kerkverband. We zijn in de loop der jaren minder kerkelijk eenzijdig geworden. Nu trekt ‘Apeldoorn’ vooral mensen die gereformeerde theologie willen studeren en dat willen uitdragen. Kerkelijke verschillen, ook binnen de CGK, zijn minder nadrukkelijk aan de orde. Er leeft meer het besef dat we een gezamenlijke roeping en verantwoordelijkheid hebben.”
Kun je nog spreken van een christelijke gereformeerde universiteit als twee derde van de bachelorstudenten lid is van een ander kerkverband?
„Ik denk dat het nog steeds een christelijke gereformeerde universiteit is. Formeel is dat zo, maar je merkt het ook aan de hoogleraren. Al ligt er nu op de synode een voorstel om het mogelijk te maken dat niet-christelijke gereformeerden –die wel gereformeerd zijn en de belijdenis onderschrijven– hoogleraar aan de TUA kunnen worden. We maken namelijk graag gebruik van de kennis en gaven die buiten de CGK liggen.”
Dat staat wellicht op gespannen voet met het streven om een hechte band met plaatselijke christelijke gereformeerde kerken te onderhouden.
„In het instellingsplan van de universiteit staat dat we allereerst predikantsopleiding van de CGK zijn. Maar ook dat we goede contacten willen onderhouden met andere gereformeerde kerken. De TUA heeft bijvoorbeeld studenten uit de Hersteld Hervormde Kerk. We willen niet de concurrentie aangaan met het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam, maar het is wel goed om dan ook een band met hersteld hervormde gemeenten te onderhouden.
We zien onze universiteit als een geschenk. Als je zoiets moois wordt gegeven, moet je het niet voor jezelf houden – zeker gezien de situatie van de gereformeerde theologie in Nederland en daarbuiten.
Het TUA-gebouw lijkt ook op de CGK. Het is een mix van oud en nieuw, je kunt er aan meerdere kanten in en uit. Het gebouw komt groter over dan het is en je moet binnen de weg weten om niet te verdwalen. Maar als je eenmaal binnen bent, zie je in elke ruimte de Bijbel liggen en merk je: het is hier toch wel heel goed en gezellig met elkaar.”
Maar ondertussen is het wel crisis in de CGK, zoals u dit voorjaar signaleerde. Kan de TUA daar iets tegen doen?
„De universiteit is in zo’n situatie een uitstekende plek voor ontmoeting. Belangrijker nog: we laten zien wat gereformeerd is, wat het betekent om kerk te zijn, wat de Schrift en de confessie zeggen. Dat heeft alles te maken met de huidige vraagstukken over bijvoorbeeld vrouwelijke ambtsdragers. De TUA kan inhoudelijk een bijdrage leveren aan een gezond kerkelijk leven. Niet dat wij alle antwoorden hebben. We zijn op bepaalde wijze ook zoekende. Maar we verstoppen ons niet. De TUA heeft als slogan: ”Denken om te dienen”. Er moet wel gedacht worden, en ik denk dat we daar wel goed in zijn.”
De CGK besloten in 2017 niet verder te gaan met de vorming van de Gereformeerde Theologische Universiteit (GTU). Zijn de scherven die dat opleverde inmiddels opgeruimd?
„Ik kijk met gemengde gevoelens terug op het GTU-proces. Het positieve is dat we daardoor gingen nadenken over vragen als: Wie zijn we nu eigenlijk? Wat willen we? Welke vakken geven we?
Sommige mensen dachten: „De GTU gaat niet door; nu blijft alles zoals het was.” Maar dat klopt niet. Als je ”nee” tegen de GTU zegt, moet je ”ja” zeggen tegen iets anders. Je moet verder. Daarom liggen er op de komende synode concrete voorstellen over onder meer het onderwijsaanbod, het gebouw, de financiering en de verbreding van het docentenkorps met niet-christelijke gereformeerde hoogleraren.
Het trieste is dat het niet doorgaan van de GTU nogal wat reputatieschade heeft opgeleverd. Alsof de CGK en de TUA niets wilden. Het is onvoldoende duidelijk geworden dat de GTU er niet kon komen vanwege organisatorische, kerkelijke en financiële obstakels.
Tegelijk heb ik wel veel begrip voor de teleurstelling bij de partners: de Gereformeerde Bond en de Theologische Universiteit Kampen. Misschien hebben we niet goed genoeg beseft wat dit voor hen heeft betekend. Ik ben blij dat er na een korte tijd van afstand weer contact is, wetend dat iedereen die vandaag met gereformeerde theologie bezig wil zijn, elkaar nodig heeft. Je hoeft niet met elkaar in één gebouw te gaan zitten, maar je kunt wel samen dingen aanpakken.”
Is de TUA toekomstbestendig?
„In ieder geval toekomstgericht en daarom zie ik die toekomst met nuchter en gelovig vertrouwen tegemoet. Er is nu geen reden voor paniek of zorg, wel reden tot actie. En we moeten alert blijven. En dat zijn we.”
Theologische Universiteit Apeldoorn
De Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) in zes jaartallen:
1894: Opening van de Theologische School in Den Haag.
1919: De Theologische School vestigt zich aan het Wilhelminapark in Apeldoorn.
1962: De naam Theologische School wordt veranderd in Theologische Hogeschool.
1968: De Theologische Hogeschool wordt toegankelijk voor studenten die geen predikant willen worden. Ook studenten uit andere kerkgenootschappen zijn welkom, mits zij instemmen met de Drie Formulieren van Enigheid.
1989: De naam Theologische Hogeschool wordt veranderd in Theologische Universiteit Apeldoorn.
2019: De TUA telt vier hoogleraren, twee bijzonder hoogleraren, vijf emeritus hoogleraren en tien vaste docenten. Er studeren in totaal 181 studenten.
„Het waren keurige mijnheren”
De Apeldoornse gemeenteleden krijgen de eerste de beste zondag na de overkomst van de Theologische School uit Den Haag in 1919 te horen dat zij „de bloem der kerk” in hun midden mogen begroeten. Daar zijn zij best trots op, schrijft dr. Niels van Driel in zijn woensdag verschenen jubileumboek ”Denken om te dienen. 125 jaar Theologische Universiteit Apeldoorn”.
„De studenten worden als halfgoden behandeld. Iemand die als jongen de overkomst meemaakte, vertelt erover:
’t Waren keurige mijnheren! Allemaal van boven tot beneden helemaal in het zwart. Bijna allen hadden een rottinkje! U weet wel, zo’n wandelstokje. ’t Was mijnheer vóór en mijnheer na. Zelfs een studentenjochie van 18 jaar werd zo aangesproken. In het pension werd het eten netjes op hun studeerkamer geserveerd en de voor de deur gezette schoenen werden netjes gepoetst! Vergun me dat ik het zeg: ’t waren net van die kleine farizeeërs!”