Turkije: Assad-regime negeert wapenstilstand
Turkije klaagt dat Syrische regeringstroepen zich niet meer houden aan de wapenstilstand in de provincie Idlib. Minister van Defensie Hulusi Akar waarschuwt dat een escalatie van het geweld een humanitair drama tot gevolg kan hebben.
Idlib, dat grenst aan Turkije, geldt als het laatste grote bolwerk van opstandelingen die strijden tegen het Syrische regime van Bashar al-Assad. Die lijkt na een jarenlange burgeroorlog aan de winnende hand te zijn. Turkije ziet met lede ogen aan hoe het geweld in Idlib de afgelopen tijd weer is opgelaaid.
„Het regime houdt zich niet aan de beloften die zijn gedaan over een wapenstilstand”, zegt Akar in een verklaring op de website van zijn ministerie. Hij verwees naar de zogenoemde Sotsji-overeenkomst die zijn land sloot met Rusland, een belangrijke bondgenoot van het Syrische regime.
Turkije en Rusland spraken vorig jaar af het gebied te demilitariseren. „De Sotsji-overeenkomst vereist een wapenstilstand en dat is wat we verlangen van de Russen”, aldus de minister. „Er zijn nu bijeenkomsten gaande in Ankara.”
Ook de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties kwam vrijdag bijeen om de situatie te bespreken. De VN stelden dat de afgelopen drie weken zeker achttien gezondheidscentra zijn aangevallen in het noordwesten van Syrië. Dat leidde tot een woordenwisseling over de vraag wie daarvoor verantwoordelijk is.
VN-chef voor humanitaire hulp Mark Lowcock zei tegen de raad niet te weten wie achter de aanvallen zit. Hij stelde wel dat die in sommige gevallen zijn georganiseerd „door mensen met toegang tot geavanceerde wapens, waaronder een moderne luchtmacht en zogenoemde slimme- of precisiewapens.”
De Verenigde Staten denken dat Rusland en Syrië dergelijke aanvallen uitvoeren. De Russen ontkennen dat en zeggen het alleen op terroristen voorzien te hebben.