Zet geroepene niet op een voetstuk, maar biedt wel steun
Er komt meer glans op Gods gemeente, als iedereen die zich aangeraakt weet door Christus zich biddend afvraagt wat Gods doel is met haar of zijn woonplaats, buurt, huisinrichting, beroep en relaties.
Hoe reageert de omgeving als iemand een roeping ervaart? Soms vinden we zo’n roeping bijzonder. Als iemand Bijbelvertaalwerk gaat doen in een ver land. Als in een grote gemeente voor het eerst iemand tot zendingsdienst wordt geroepen.
Soms vinden we zo’n roeping eerder excentriek. Als iemand bewust in een achterstandswijk gaat wonen. Of vanuit de Biblebelt in een leefgemeenschap in een grote stad gaat wonen. We betwijfelen dan of de benaming ”roeping” daar wel bij past.
Op het verschil tussen het omgaan met een roeping voor ”ver weg” en de bejegening van een roeping voor ”dichtbij” wil ik nader ingaan. Vanuit de overtuiging dat beide hun plaats hebben in het handelen van God met deze wereld.
Twee problemen
Beide manieren van omgaan met een roeping hebben negatieve gevolgen. In de eerste situatie wordt een voetstuk gecreëerd. Daar hoort een ongekende statusverhoging bij. Die wordt weliswaar in nederige termen ontkend, maar uit zich in massale belangstelling, forse financiële steun en het delen van ”het-is-toch-wat”-verhalen. Zelfs familieleden delen in de eer en gaan voortaan door het leven als ”familie van”. Dit is problematisch omdat na verloop van tijd het voetstuk het nieuwe ‘normaal’ wordt, waarop aanspraak gemaakt kan worden.
In de tweede situatie is het omgekeerde het geval. Nu is statusverlaging niet problematisch voor een christen die de woorden van Jezus over kruisdragen serieus neemt. Het gebrek aan aanmoediging, juist vanuit de christelijke gemeente, is dat echter wel.
Avontuurlijk
Waar komt dit verschil in reacties op een roeping vandaan? Een eerste verklaring is de geografische of culturele afstand. Roepingen voor ver weg appelleren aan de grote zendingsverhalen die we vanouds kennen. Van William Carey, Hudson Taylor. Hoe bijzonder is het als een afspiegeling van deze verhalen zich voordoet in onze omgeving.
Het avontuurlijke en exotische draagt daaraan ook bij. Plaatsen waar je nog écht een four-wheel-drive nodig hebt om door modderige plassen te kunnen ploegen, waar je wilde dieren en enge ziekten hebt, en waar de rare gewoonten duidelijk maken dat mensen „dood zijn in de zonden en misdaden”.
Toch is het de vraag of ”afstand” een afdoende verklaring biedt. Niemand zal immers beweren dat God alleen mensen van ver weg op het oog heeft. Trouwens, ver weg is door globalisering, maar vooral door migratie ook dichtbij gekomen. En dan leidt de culturele afstand vaak tot minder enthousiasme.
Een tweede verklaring is het al dan niet volgen van een formele kerkelijke weg. Het enthousiasme en draagvlak zouden dan groter zijn als de roeping formeel verbonden is aan en getoetst wordt door structuren van het eigen kerkgenootschap.
Maar ook deze verklaring voldoet niet. Juist de genoemde grote zendelingen waren niet verbonden aan kerkelijke organisaties. En ook tegenwoordig hebben we naast de kerkelijke structuren zendende instanties die breed gedragen worden.
Deze verklaring verlegt de vraagstelling. De nieuwe vraag wordt dan: hoe komt het dat de steun vanuit de plaatselijke kerkelijke gemeente vaak groter is voor roepingen ver weg dan voor roepingen dichtbij?
Tentenmaker
Het verschil in offers die gevraagd worden, is een derde verklaring. Als je ver weg gaat, zie je je familie nog maar zelden. De gevaren en de risico’s zijn groter en je offert veel meer comfort op.
Toch ligt ook dit genuanceerder. Wie geroepen is naar ver weg maakt vaak een statusverhoging door van middenklasse (in eigen land) naar lokale elite (op plaats van bestemming). De financiële offers vallen bij veel organisaties uit de achterban van het RD behoorlijk mee. Wie geroepen is naar dichtbij werkt vaak volgens het principe van de tentenmaker, verhuist soms van een koopwoning naar een huurwoning en vaak ook naar een achterstandsbuurt. En waar er voor de geroepene naar ver weg vaak begrip is, als deze zich moet aanpassen aan de lokale situatie, is er voor de geroepene naar dichtbij eerder onbegrip. Die moet ook nog eens veel meer ballen in de lucht houden, door het combineren van nieuwe relaties met bestaande relaties met familie en vrienden.
Een vierde verklaring lijkt mij ook een rol te spelen. Door roeping zo verschillend te benaderen, blijft roeping op een veilige afstand. Hoe hoger het voetstuk voor een geroepene, hoe verder weg van mij als niet-geroepene. Hoe meer we praten over hoe bijzonder een roeping is, hoe meer we zelf buiten schot blijven. De keerzijde van deze reactie is dan het ontkennen, negeren of afwijzen van het soort roepingen die te dichtbij komen. Een geestelijke verwoording van het niet erkennen van een roeping voor dichtbij van anderen kan dan te maken hebben met onze eigen risicomijding.
Ambassadeurs
De vraag die hieronder ligt, is wie er geroepen is. Ieder die Christus oprecht volgt, is een geroepene. Als de Heere Jezus Koning van ons leven (geworden) is, dan mag Hij ons op alle terreinen van ons leven toeroepen wat Hij wil dat wij zullen doen. De vraag waar we wonen, is dan de vraag waar Hij wil dat wij wonen, in welke buurt Hij ons wil hebben. De vraag hoe we met ons geld omgaan, is dan de vraag waar Hij ons geld aan besteed wil hebben. De vraag over werk of inzet voor andere activiteiten is dan de vraag waar Hij onze tijd aan besteed wil hebben.
Dit alles staat dan in het besef dat wij Hem vertegenwoordigen. En dan is het mogelijk dat we ons geroepen weten om in een rijkere buurt te gaan wonen, om daar getuige te zijn. Of dat we ons geroepen weten om in een gegoede middenstandswijk in een koophuis te wonen.
Het lijkt echter niet waarschijnlijk dat Jezus Christus al Zijn volgelingen in dezelfde buurt laat wonen. Een land laat zijn ambassadeurs ook niet op een kluitje wonen, maar juist overal verspreid. Het zou ook verbazend zijn als een Koning die mensen juist vanuit de duisternis trekt vervolgens de donkere wijken zou overslaan bij het uitzetten van Zijn ambassadeurs.
Overmoed
Nu doemen twee gevaren op, die ertoe leiden dat we God tekort doen en onze verantwoordelijkheid van ons afschuiven. Het eerste gevaar is dat we te krampachtig worden. Er is dan geen heilige ontspanning meer in het maken van keuzes. We zoeken bij alles naar ‘briefjes uit de hemel’. We worden bij zo’n geestelijk verwoorde onzekerheid afwachtend, maken geen keuzes en kiezen daarmee voor de veilige weg met de massa mee. Zo ontlopen we onze verantwoordelijkheid.
Het tweede gevaar is dat we God voor ons karretje spannen en bij alle keuzes zeker weten dat God ze exact zo wil. Dan dulden we ook geen tegenspraak meer. Bij deze overmoed zijn we zelf nauwelijks meer verantwoordelijk voor de gevolgen van ons handelen: het ging immers om Gods wil.
Tussen deze twee gevaren loopt de weg van de geroepene. Als iedereen die zich aangeraakt weet door Christus zich er rekenschap van geeft zo’n geroepene te zijn, en zich biddend afvraagt wat Gods wil en doel is met haar of zijn woonplaats, buurt, huisinrichting, beroep, vakantiebestemming, winkelkeus en relaties, dan komt er meer glans op Gods gemeente? En zou dan een kleiner geworden kerk in ons land niet veel meer laten zien wat ze is: zij-die-des-Heeren-is?
In ieder geval zal dan het voetstuk voor de geroepene minder hoog zijn. Maar de onderlinge steun en aanmoediging om vanuit Gods roeping te leven, zullen juist toenemen.
De auteur is uitgezonden geweest als zendingswerker, werkt als consultant met diverse organisaties en is betrokken bij een missionair initiatief.