„Remonstrantie in strijd met Apostolicum”
„De opstellers van de Remonstrantie in 1610 waren niet vrijzinnig”, aldus prof. dr. W. van Vlastuin. „Maar hoe moeten we hun verzoekschrift dan waarderen? Waar liggen de scharnierpunten?”

Die vraag stelde de hoogleraar theologie en spiritualiteit van het gereformeerd protestantisme aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam zaterdagmiddag aan de bijna driehonderd aanwezigen op het symposium ”Dordrechts Erezuil: herdacht en herleefd”. Die bijeenkomst in Dordrecht was georganiseerd door het deputaatschap kerkelijke eenheid van de Gereformeerde Gemeenten en de commissie interkerkelijke contacten van de Hersteld Hervormde Kerk. Ds. P. Mulder, predikant van de gereformeerde gemeente Tricht-Geldermalsen, was dagvoorzitter.
Prof. Van Vlastuin droeg de inhoud van het remonstrantse verzoekschrift voor en ging op zoek naar de „scharnierpunten” voor de beoordeling ervan. „De opstellers waren niet vrijzinnig. Ze gingen er niet van uit dat er geen eeuwigheid is of dat iedereen er wel komt. Maar hoe moeten we hun verzoekschrift dan beoordelen?”
De hoogleraar concludeerde dat de remonstranten „beweren dat de mens sterker is dan de Heilige Geest. Maar als je ontdekt hebt wie je zelf bent tegenover God? Als je weet dat je eigen vlees vijandschap is tegen God? Dan ontneemt de Remonstrantie je alle hoop. Je bent volgens hen sterker dan God en kunt Zijn genade weerstaan.”
Over de verkiezing zeggen de remonstranten niet genoeg, aldus prof. Van Vlastuin. „Ze laten bewust in het midden wie de mensen zijn die geloven; wat de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis daarover zeggen, willen zij niet voor hun rekening nemen.
Ik zeg het nu heel scherp: dit is een andere religie dan de religie van de Twaalf Artikelen. Het Apostolicum rept niet over enige menselijke inbreng of toevoeging aan de zaligheid. De Schepper is ook de Herschepper. In de schepping had Hij geen bijdrage nodig van de mens. Dat geldt ook in de herschepping. Alleen Christus is de volkomen Zaligmaker. Het is alles of niets.”
De remonstranten leren volgens prof. Van Vlastuin ook de algemene verzoening. „Dan biedt Christus de zaligheid aan, maar is het nog de vraag wie daarvan gebruik zal maken. Met andere woorden: het laatste stukje moet je zelf doen. Terwijl de Dordtse Leerregels spreken over de oneindige waarde en kracht van het offer van Christus. Daarin wordt een mens klein en de stervende Christus groter.”
Opwekkingsliederen
Ds. J. M. D. de Heer, predikant van de gereformeerde gemeente Middelburg-Centrum, stelde dat de leer van de algemene verzoening „wijd verbreid” is. „Een belangrijk kanaal hiervoor is het evangelische lied, waarvan de Opwekkingsliederen het bekendst zijn. In het spraakgebruik klinkt ook minder door dat Christus’ offer nodig is voor verzoening van de zonde, maar draait het vaker om de gevoelens over de gevolgen van de zonde. De Bijbelse leer van de uitverkiezing wordt op internet zelfs ronduit bestreden.”
De positieve visie op de menselijke wil is daarnaast een kenmerk van onze tijd, aldus de Middelburgse predikant. „We hebben in die visie allemaal onze keuzemogelijkheden. In die context wordt Gods verkiezing een struikelblok of een aanstoot.”
Met een schets van de huidige tijd begon ook ouderling L. van der Tang zijn lezing. „In onze Westerse samenleving wordt godsdienst als irrelevant gezien. Mensen zeggen dat je niet kunt weten of God bestaat. Dit agnostische wereldbeeld is de meest kenmerkende dodelijke cocktail van deze samenleving, als ik het zo mag zeggen.”
De ouderling van de gereformeerde gemeente in Nederland te Rhenen stelde dat het ongeloof in de samenleving mensen in kerkelijke kringen meer beïnvloedt dan ze denken. „Heeft godsdienst nog dezelfde plaats in ons leven als zij had bij vorige generaties?”
Ook in de huidige tijd hebben de Dordtse Leerregels waarde, aldus Van der Tang. „Ze zijn een uitstekend voorbeeld van hoe je het gesprek aangaat met mensen met andere opvattingen. Hoe je hun bezwaren en vragen serieus neemt en moeilijke vraagstellingen daarbij niet uit de weg gaat.”
Schaduwzijde
Tijdens het morgengedeelte had prof. dr. W. J. op ’t Hof, emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd piëtisme aan de VU, de „schaduwzijde” van de Dordtse synode belicht. Hij doelde daarmee op de „grote invloed” die de overheid had op de synode.
„De politieke afgevaardigden hadden een vetorecht inzake de agenda. Als de kerk een voorstel deed, was zij afhankelijk van de toestemming van de overheid”, aldus de emeritus hoogleraar. „En de politieke afgevaardigden konden de artikelen over de verhouding tussen kerk en staat in de Dordtse Kerkorde naar hun hand zetten. De politieke voogdij verviel weleens tot politieke knechting.” Op de inhoud van de leerregels heeft de overheid echter geen inbreng gehad, zo antwoordde prof. Op ’t Hof op een vraag uit de zaal.
Dr. H. Uil, stadsarchivaris van Zierikzee en scriba van de oud gereformeerde gemeente in Nederland aldaar, ging in op de catechismusprediking en de catechese. „De synode besloot dat in de Gereformeerde Kerk elke zondagmiddag kort en eenvoudig uit de Heidelbergse Catechismus moest worden gepreekt. Kerkleden die niet opkwamen, riskeerden onder censuur te worden gezet.”
Later kwamen vragenboekjes op de markt, omdat mensen de Heidelbergse Catechismus en het Kort Begrip voor kinderen als te moeilijk ervoeren. „In de achttiende eeuw werden die boekjes naar de achtergrond gedrongen, omdat predikanten er argwanend tegenover stonden. Toch bleven de boekjes van Borstius en Hellenbroek met het Kort Begrip een belangrijke positie innemen.”
Daarmee is volgens dr. Uil het doel van de synode –eenheid aanbrengen in de catechisatie– wel bereikt. „In de vragenboekjes zijn de elementen van de geloofsleer uit de Heidelbergse Catechismus wel degelijk opgenomen.”
Calvijn en Dordt
Ds. G. Clements, predikant van de gereformeerde gemeente te Gouda, bestudeerde met de aanwezigen de tekst van artikel 12 uit hoofdstuk 1 van de Dordtse Leerregels. Daarin gaat het over de zekerheid van het heil. Ds. Clements vergeleek de tekst van dit artikel met wat Calvijn leerde. „Vaak wordt gezegd: „Calvijn begint bij het geloof en Dordt bij de wedergeboorte.””
De Goudse predikant stelde echter op basis van Calvijns commentaar op Johannes 1:13 dat de reformator het geloof ook uit de wedergeboorte laat opkomen. „Er is geen verschil tussen Calvijn en Dordt. Er zijn hoogstens accentverschillen, zoals die er tussen predikanten onderling ook kunnen zijn.”