In een ontmoetingscentrum kunnen mensen met dementie zichzelf zijn
Ze flapt er soms dingen uit die niet zo handig zijn, vertelt Wally. „Dat komt door mijn dementie. Hier is dat niet erg, want de mensen zijn begripvol en ik word met respect behandeld.” Wally komt graag in het ontmoetingscentrum voor mensen met dementie en hun mantelzorgers in het centrum van Zeist.
Piet zwijgt en leest Trouw. Af en toe delen Wally en Ilona plaagstootjes naar elkaar uit. Ilona woont evenals Wally zelfstandig en is drie dagen per week in het ontmoetingscentrum. „Ik lees soms de krant, maar mag ook graag een tukje doen. Hoe lang ik hier al kom, weet ik niet.”
Het is deze vrijdagmorgen om tien uur nog rustig in het ontmoetingscentrum. Het wachten is op het busje met de andere mannen en vrouwen. Als iedereen aanwezig is en koffie of thee gekregen heeft, heet begeleidster Angelien Groot de elf bezoekers welkom: „Het is vandaag vrijdag 12 oktober.” Ze slaat een krant open, leest artikelen voor en gaat erover in gesprek. Niet alleen tv-grootheden passeren de revue. Ook de vondst van een Romeinse paalbrug bij Leidsche Rijn, het Oktoberfeest in Duitsland en het neerstorten van een ruimteraket komen aan de orde. Wally: „Ik snap niet dat mensen nog steeds de ruimte in willen.”
Dan is het tijd om te zingen voor Mieke, die zondag 87 wordt en alvast trakteert. ”Lang zal ze leven”. Mieke glimt: „Ik word al 77 en schrik daar zelf van.”
„Wie is er weleens in Trier geweest?” vraagt Angelien nadat ze het bericht over het staatsbezoek van het koninklijk paar aan Duitsland heeft voorgelezen. Thea: „Ik, het is een prachtige stad.”
Puzzelboek
Vijf dagen per week zijn mensen welkom in de ontmoetingscentra voor mensen met dementie die thuis wonen en hun mantelzorgers. De locaties Zeist Centrum en Zeist Helicon vallen samen met twee ontmoetingscentra in Nieuwegein onder de Utrechtse zorg-, hulp- en dienstverlener Vitras. De kosten van de dagbesteding worden door de desbetreffende gemeente vergoed. Deelnemers betalen een eigen bijdrage (zie ook ”Ontmoetingscentrum steunt mensen met dementie en hun mantelzorgers”).
Wat deze morgen opvalt, is de rustige en respectvolle aanpak van de medewerkers. Bezoekers krijgen alle ruimte om hun zegje te doen en een activiteit te kiezen die op dit moment bij hen past. „Wie gaat er mee wandelen en wie wil er naar Albert Heijn?” informeert Angelien. Uiteindelijk blijft er alleen een groepje over dat met twee begeleiders inkopen gaat doen.
Wally kruipt met een puzzelboek op de bank in de zithoek. Ilona kiest voor een relaxfauteuil, laat zich onderuit zakken en trekt een plaid over zich heen. Jan en Thea gaan tegenover elkaar aan een tafel zitten om te kaarten.
Boterhamzakjes
Bertha vertelt op weg naar de winkel dat ze geniet van de dagen dat ze in het ontmoetingscentrum is. „Ik woon alleen en in het centrum ben je gezellig onder elkaar. Het is fijn dat er altijd een rustige sfeer heerst.”
Roland gaat in de supermarkt op zoek naar brood. „Ze hebben hier lekker brood.” Begeleidster Denise kijkt op de boodschappenlijst: „Weet jij waar boterhamzakjes liggen, Mary?” „Ergens vooraan.” Mary koopt zelf voer voor haar hond April. „Ik heb hem die naam gegeven omdat hij in april is geboren.”
Bertha loopt te neuriën. Bij de uitgang van de supermarkt loopt ze naar een andere kassa om caissière Berry te groeten. Berry zwaait lachend terug en roept „Hallo allemaal” naar de groep van het ontmoetingscentrum. Bertha glimlacht breed: „Ze kent me nog.”
Wie onderweg een winkel interessant vindt, krijgt alle tijd om in de rekken met kleding te snuffelen of een hoed te passen. Een jochie in een speelgoedauto krijgt alle aandacht. Mary: „Wat heb jij stralende ogen.”
Kleurboek
Eenmaal terug in het ontmoetingscentrum krijgt Roland een plekje alleen aan een tafel. Begeleidster Eline Rep geeft hem een kleurboek en kleurpotloden. „Roland is al ver in zijn dementieproces”, legt ze uit. „Kleuren geeft hem rust.”
Vanaf het begin is Eline bij het ontmoetingscentrum in het centrum van Zeist betrokken, dat dit jaar tien jaar bestaat. „We bieden bezoekers een veilige omgeving, waar rust en structuur heersen. Dat zit soms in kleine dingen.” Ze wijst op de gedekte tafels voor de lunch. De randen van alle borden op een tafel hebben dezelfde kleur, terwijl de kleur van de mokken correspondeert met die van de borden.
„We benadrukken hier wat goed gaat en proberen zo veel mogelijk te voorkomen dat mensen zich voelen falen. Dat versterkt hun gevoel van eigenwaarde”, weet de begeleidster. „Bezoekers ervaren dat ze hier zichzelf kunnen zijn en weten dat wij hen nooit zullen uitlachen. Overigens wordt hier wel veel mét elkaar gelachen, humor is zo belangrijk.”
Mensen met dementie zijn gevoelig. „Ze merken het direct als ik niet lekker in mijn vel zit en informeren dan wat er aan de hand is.”
Een bezoek aan het ontmoetingscentrum doet mensen goed. „Ik zie veel bezoekers opbloeien. Ze doen hier leuke contacten op, waardoor ze minder eenzaam zijn. Kijk naar Jan en Thea, die hier uren zitten te kaarten. Dat kun je thuis in je eentje niet doen.”
Pruimen
Dankzij de bezoeken aan het ontmoetingscentrum kunnen mensen met dementie langer thuis blijven wonen en hebben hun mantelzorgers een moment om even op adem te komen. Eline en haar collega’s hebben veel contact met mantelzorgers. „De lijntjes zijn kort. Regelmatig stapt hier een mantelzorger binnen. En maandelijks organiseren we een bijeenkomst met mantelzorgers.”
In de zithoek doen bezoekers en begeleidster Denise een geheugenspel. Om de beurt mag iemand een kleur van een kaart kiezen en de vraag beantwoorden die op dit kaartje staat. Het spel levert gespreksstof op. „Heb jij vroeger gepruimd, Piet?” wil Alice weten. Die antwoordt ontkennend. Alice: „Als mijn buurman vroeger niets meer proefde, legde hij zijn pruim te drogen in de vensterbank om hem later weer in zijn mond te stoppen.”
Er wordt veel gezongen. Het ene na het andere kinderlied klinkt: ”In Holland staat een huis”, ”Boer wat zeg je van mijn kippen” en ”Drie kleine kleutertjes”.
Wally wil weten wanneer het artikel over het ontmoetingscentrum in de krant komt. Lachend: „In november pas? Dan zijn wij allang vergeten wat we hebben gezegd.”
Ontmoetingscentrum steunt mensen met dementie en hun mantelzorgers
Prof. dr. Rose-Marie Dröes geldt als de geestelijk moeder van de ontmoetingscentra voor mensen met dementie die thuis wonen en hun mantelzorgers. Vijfentwintig jaar geleden werden in Amsterdam de eerste twee ontmoetingscentra geopend. Inmiddels telt Nederland 156 van deze centra. „In het buitenland zijn er 21, onder andere in Engeland, Polen, Italië, Suriname en Australië. In Chili is het streven er de komende jaren negen te realiseren”, vertelt Dröes. Ze is als hoogleraar psychosociale hulpverlening voor mensen met dementie verbonden aan de afdeling psychiatrie van het VUmc in de hoofdstad.
Dröes en haar collega’s ontdekten dat er in de thuissituatie behoefte aan ondersteuning bestaat. „Het leek mij verstandig mantelzorgers te helpen. Maar je kunt hen niet goed steunen als je hun partner of familieleden niet goed kent. Vandaar dat de centra gecombineerde ondersteuning bieden. Daarnaast is het goed als een mantelzorger weet hoe degene met dementie functioneert in een ontmoetingscentrum, zodat hij van die kennis thuis gebruik kan maken. We proberen samen met mantelzorgers na te gaan wat het leven thuis aangenamer kan maken. Uit onderzoek blijkt dat gecombineerde ondersteuning de draagkracht van mantelzorgers vergroot.”
Verzorgings- en verpleeghuizen zaten begin jaren negentig niet te wachten op een ontmoetingscentrum binnen hun muren. Daarom kwam Dröes bij buurtcentra terecht. „Achteraf gezien een prima plek, omdat iedereen daar welkom is. Inmiddels zitten we ook op andere locaties, bijvoorbeeld bij een kerk, een voetbalclub of in een seniorenflat. We proberen in de ontmoetingscentra zo goed mogelijk aan te sluiten bij de talenten en behoeften van de deelnemers. De één houdt van winkelen, een volgende van dansen en een derde van puzzelen. Vrijheid is een kernwoord, mensen moeten niks.”
Waarin verschillen de ontmoetingscentra van bijvoorbeeld Odensehuizen, waar mensen met dementie en mantelzorgers ook terechtkunnen? „Elk ontmoetingscentrum heeft een kleine professionele staf, ondersteund door vrijwilligers, die persoonsgerichte begeleiding biedt in het omgaan met de gevolgen van dementie. Scholing vindt plaats door jaarlijkse cursussen en we hebben een draaiboek dat startende centra gebruiken. Een Odensehuis biedt een open inloop waar de participanten gezellig samen kunnen zijn en kunnen deelnemen aan activiteiten, maar een Odensehuis biedt geen intensieve persoonsgerichte ondersteuning door professionals.”
Ontmoetingscentra fungeren zelfstandig, benadrukt Dröes. „Maar elk centrum werkt samen met de gemeente, regionale zorg- en welzijnsaanbieders, de huisarts, de politie en Alzheimercafés in de buurt. Dit voorkomt dat de mensen met dementie en hun mantelzorgers van het kastje naar de muur worden gestuurd. Korte lijntjes zijn belangrijk.”
www.ontmoetingscentradementie.nl
Lotgenoten
Kees van Gend uit Nieuwegein is mantelzorger. Zijn vrouw Corry heeft de ziekte van Alzheimer en woont sinds een halfjaar in woon-zorgcentrum Vreeswijk in de Utrechtse plaats. „Mijn vrouw werd steeds vergeetachtiger. Drie jaar geleden is de diagnose bij haar gesteld. Daarna wees een casemanager ons op de ontmoetingscentra. We hebben er een klein jaar gebruik van gemaakt. Eerst ging mijn vrouw er twee dagen heen. Dat werden uiteindelijk drie dagen per week. Doordat zij het ontmoetingscentrum Nieuwegein Noord bezocht, had ik meer tijd voor mijzelf en kon ik bijvoorbeeld boodschappen doen.”
Van Gend bezoekt zijn vrouw dagelijks in het zorgcentrum. „Het is pijnlijk om haar achteruit te zien gaan, maar ik ervaar dat God mij kracht geeft.”
De inwoner van Nieuwegein bezoekt maandelijks de bijeenkomst voor mantelzorgers, die de ontmoetingscentra in Nieuwegein organiseren. „Er heerst daar een open sfeer. Het is fijn om lotgenoten te spreken en ervaringen uit te wisselen.”