Politiek niet klaar voor volgende economische crisis
De volgende economische crisis zit eraan te komen. Die lijkt vooral veroorzaakt te gaan worden door politieke instabiliteit, meent prof. dr. Jan Luiten van Zanden.
Als economen en politici unaniem optimistisch zijn over de economie dan is er één ding zeker: de volgende crisis ligt op de loer. De wereldeconomie kent sinds het ontstaan van het kapitalisme een conjunctuurgolf van ongeveer tien jaar – soms iets korter, soms iets langer, maar elke ”boom” ontmoet uiteindelijk zijn ”bust”, zijn terugval.
Het najaar is bovendien vrijwel steeds de periode waarin de omslag plaatsvindt. De fameuze Wall Street Crash van oktober 1929 is daar het beruchtste voorbeeld van. De enige verschuiving die lijkt op te treden, is dat beurshandelaren die dit fenomeen kennen hierop zijn gaan anticiperen. Daardoor vindt de omslag eerder in het seizoen plaats. Lehman ging bijvoorbeeld al in september failliet.
Vastgoedbubbel
De vraag is nu vooral: wat zal de omslag in gang zetten, en hoe dramatisch zal die zijn? Het ironische van de huidige hoogconjunctuur is dat deze in niet onbelangrijke mate veroorzaakt wordt door de goedkoopgeldpolitiek van de centrale banken van de EU en de VS. Of in ieder geval opgeblazen wordt door een vastgoedbubbel die door deze goedkoopgeldpolitiek mogelijk wordt gemaakt.
Zeker de EU lijkt hiermee nog bezig de vorige crisis te bestrijden. Daardoor ontstaat het gevaar dat er geen beleidsinstrumenten en vooral beleidsruimte zullen zijn om de nieuwe crisis het hoofd te bieden. Wat te doen met een patiënt die al langdurig aan het infuus van het goedkope geld ligt, als er een nieuwe infectie optreedt?
Toch lijkt de vastgoedbubbel nu niet een nieuwe crisis te veroorzaken zoals in 2007/2008. Er zit nu niet zo veel lucht in de financiële markten als tien jaar terug. Bovendien is de bankensector recent redelijk gesaneerd en daardoor (hopelijk) veel robuuster dan in 2008.
Het is veel waarschijnlijker dat de instabiele politieke verhoudingen de omslag zullen teweegbrengen. De crisis van 2008 vond plaats in een grotendeels veerkrachtig politiek systeem, met in de meeste landen stabiele regeringen en redelijk goed werkende vormen van internationale samenwerking. Dat systeem was dan ook, grosso modo, in staat redelijk effectief in te grijpen.
De vergelijkende studie van de crises van 1929 en 2008 van de Amerikaanse historisch econoom Barry Eichengreen heeft aangetoond dat dit het cruciale verschil was. In 1929 faalden regeringen intern –zowel in de VS als in het toen ook cruciale Duitsland– om de ineenstorting te keren, en ook viel de internationale samenwerking volledig uit elkaar, met zo mogelijk nog rampzaliger gevolgen. Daarmee vergeleken was 2008 een toonbeeld van effectieve interventie door de meeste noodlijdende banken te redden. Er gingen wel wat rimpels van protectionisme door de wereldeconomie, maar veel stelde het niet voor.
Handelsoorlog
Het politieke systeem staat er nu heel anders voor. Het is zeer goed denkbaar dat politieke verwikkelingen het einde van de lopende hoogconjunctuur zullen inluiden. Daar zijn verschillende scenario’s voor. In Europa kan de brexit uit de hand lopen en leiden tot een dramatische handelsoorlog. Meer in het algemeen is het Europese bouwwerk de afgelopen jaren, beginnend met de Griekse crisis van 2010-2012, zeer verzwakt. Ook het eurodrama is blijven dooretteren. Bij bijna elke verkiezing in een van de lidstaten moet men de adem inhouden of anti-EU-partijen (opnieuw) een meerderheid gaan krijgen.
Met betrekking tot de veiligheid van Europa zijn er ook scenario’s te bedenken die een zware test voor de economie zouden opleveren. Wat denkt Poetin bijvoorbeeld te doen met het politieke krediet dat hij in Centraal-Europa aan het opbouwen is?
Toch is Europa niet de grootste bron van instabiliteit en onvoorspelbaarheid. Daarvoor moet men in Washington zijn, waar een president resideert die in zijn eentje probeert de naoorlogse instituties van internationale samenwerking te slopen. De mogelijke oorzaken van instabiliteit zijn hier legio; het uit de hand lopen van de handelsoorlog met China of de EU is een voor de hand liggende kandidaat.
Belangrijker nog, voor het eerst sinds de jaren 1860 zijn er ook vraagtekens te plaatsen bij de interne stabiliteit van de Verenigde Staten. De inkomens- en vermogensongelijkheid heeft extreme vormen aangenomen, en loopt deze jaren alleen nog maar verder op. Democraten en Republikeinen liggen in vrijwel alle opzichten extreem ver uit elkaar, en niets lijkt deze middelpuntvliedende beweging te kunnen stoppen. Hoe bezweert men het geleidelijk in twee kampen uit elkaar vallen van het Amerikaanse politieke systeem?
Paradoxaal
Dat is het paradoxale van de huidige situatie: de politieke, en daarmee ook de economische instabiliteit komt niet voort uit de marge van de wereldeconomie, maar uit de twee centra, de VS en de EU. Zij bevorderden in het verleden de stabiliteit sterk, zo zij die niet garandeerden. En dat doet weer denken aan de jaren 1920 en 1930, toen het Verenigd Koninkrijk niet meer in staat was de regie over de wereldeconomie te voeren en de Verenigde Staten niet bereid waren om die rol over te nemen. Gebrek aan leiderschap –aan een hegemone speler die erop kan toezien dat de meeste landen zich aan de regels van het internationale spel hielden– was de kernoorzaak van de depressie van de jaren dertig. Nu zitten we in een situatie waarin de ‘hegemoon’ VS zelf alle spelregels aan zijn laars lapt, en alleen maar opkomt voor eigen kortetermijnbelangen. En tegelijkertijd heeft de nieuwe wereldmacht China geen idee –het heeft niet de status, noch de ”soft power”– hoe het leiding dient te geven aan de wereldeconomie.
Kortom, de terugslag die eraan zit te komen, zal misschien in eerste instantie in economische termen minder dramatisch zijn dan in 2008, maar de politieke instituties zijn er veel minder klaar voor om de eventuele problemen het hoofd te bieden.
De auteur is economisch historicus aan de Universiteit Utrecht. Dit artikel is overgenomen van mejudice.nl