Carla Dik-Faber: Soms voel ik me een profeet
De Tweede Kamer debatteert donderdag met minister Hugo de Jonge (Volksgezondheid) over het medisch-ethisch beleid van Rutte III. ChristenUniewoordvoerster Carla Dik-Faber blikt vooruit.
„Zet de overheidssubsidie aan Siriz stop.” Die boodschap kregen de zorgwoordvoerders maandag via de NRC mee van directeur Christa Compas van het Humanistisch Verbond. Met succes: Kamerlid Corinne Ellemeet van GroenLinks gaat de keuzebegeleiding van de organisatie aan ongewenst zwangere vrouwen aankaarten, meldde ze op Twitter. Hoe onafhankelijk is die club?, is Ellemeets vraag. En waarom krijgt Siriz meer dan het expertisecentrum Fiom dat ook keuzehulp biedt?
„Jammer, zo’n actie”, vindt Dik-Faber, Kamerlid sinds 2012. Indien gewenst doet ze donderdag tijdens het debat graag uit de doeken hoe het echt zit. „Een deel van de oude Fiomtaken is overgeheveld naar de ggd’s. De bijdrage aan de organisatie is daarop aangepast. De subsidie voor het waardevolle werk van Siriz staat daar los van, in tegenstelling tot wat Compas suggereert.”
In de vorige kabinetsperiode sprak u vanuit de oppositie, nu vanuit de coalitie. Hoe lastig is zo’n overgang?
„Het helpt aanzienlijk dat je als coalitiepartij meer impact hebt. Diverse voorstellen die wij tijdens de formatie deden, staan in het regeerakkoord. Denk aan het investeren in levensbegeleiders of geld voor eenzaamheidsbestrijding. Dat is hoopgevend, we staan aan het begin van de rit niet met lege handen. Onze staatssecretaris Blokhuis mag 53 miljoen euro uittrekken voor een plan om hulp en begeleiding rond onbedoelde zwangerschappen te verbeteren. Ik kijk uit naar de uitvoering.”
Over het wel of niet verruimen van de Embryowet wil het kabinet het debat aangaan met de samenleving, schreef De Jonge begin juli. Hoe ziet u uw rol daarin?
„Nadat het debat over de voltooidlevenwet was ontvlamd presenteerden wij, samen met omroep MAX en de seniorenorganisatie KBO-PCOB, het manifest Waardig ouder worden. Wij riepen op om kwetsbare ouderen niet de weg te wijzen naar de dood, maar hen te omringen met goede zorg. Het deel van de samenleving dat ontvankelijk is voor dat tegengeluid blijkt groot.
Ook als het gaat om het verruimen van de Embryowet hebben wij een tegendraads verhaal. De wetenschap zegt: wij willen nieuwe technieken gaan testen en daar zijn kweekembryo’s voor nodig. Geef ons die. Daarop reageren met nieuwe wetgeving vinden wij onverstandig en overhaast.”
Een van die technieken is CRISPR-Cas, waarmee het DNA van cellen in een menselijk embryo kan worden veranderd om erfelijke ziekten uit te schakelen. DNA-wijzigingen in de zogenaamde kiembaancellen zijn onomkeerbaar en erfelijk. Dik-Faber: ,Onze vraag is: Willen we dat écht en overzien we de consequenties van deze kiembaanmodificatie? Wel of niet ingrijpen in het menselijk DNA vereist geen biotechnisch overleg tussen experts, maar een breed maatschappelijk debat.
Tijdens een recente hoorzitting in de Tweede Kamer keerde onder anderen rechtsfilosoof Van Beers zich tegen overhaaste stappen. Dat was een tegengeluid uit onverdachte hoek, dat hopelijk meer en meer bijval krijgt.”
Maar hoe ziet u uw rol in dat debat?
„Ik wil opkomen voor de beschermwaardigheid van het embryo en waarschuwen voor een steeds verdergaande instrumentalisering van het menselijk leven. Dat geluid wordt niet altijd met applaus ontvangen, wel ben ik dankbaar voor de rol die ik in het debat mag vervullen. Soms voel ik me een profeet.”
De SGP haalde onlangs het nieuws met een initiatief om de abortuswet aan te scherpen. De ChristenUnie kan zich als coalitiepartij even wat minder profileren met dergelijke voorstellen. Hoe frustrerend is dat?
„Niet, want wij kunnen vanuit het kabinet andere goede dingen doen op hetzelfde terrein. Heel belangrijk vinden wij de manier waarop minister De Jonge het oorspronkelijke ontwerp van minister Schippers voor het laten evalueren van de abortuswet heeft verbreed.
Schippers vond dat een summier onderzoek volstond. De Jonge wil met steun van alle vier de coalitiepartijen dat er ook wordt gekeken naar de invloed van prenatale diagnostische toetsen op het aantal zwangerschapsafbrekingen. En naar de nazorg en de toegankelijkheid van Siriz en andere hulporganisaties.”