Europa moet bij verbouwing eurozone met twee woorden spreken
De eurozone moet op de schop. Er is discussie over, er vindt coalitievorming tussen landen plaats, maar voorlopig lijkt overeenstemming over ingrijpende veranderingen er niet in te zitten.
Enkele jaren geleden stond het voortbestaan van de muntunie op het spel. De wereldwijde financiële crisis, waarbij banken bezweken, dreunde in Europa heftig na met overheden die grote moeite hadden om te voldoen aan de rente- en aflossingsverplichtingen over hun schulden. Door de situatie in met name Griekenland dreigde het bouwwerk met het gemeenschappelijk betaalmiddel uiteen te vallen. Om de met veel risico’s omgeven gevolgen van zo’n drama af te wenden, besloten de overige landen tot enkele malen toe de portemonnee te trekken en te hulp te schieten.
De Grieken gaan binnenkort van het infuus af. Zij lenen dan voortaan zelf weer op de kapitaalmarkt. De monetaire unie gered. En ondertussen wordt gepraat over versterking ervan. Het is een agendapunt voor de top van de regeringsaanvoerders van eind juni. We beleven nu een periode van hoogconjunctuur en het dak repareren doe je bij mooi weer; al toont Europa meestal onder druk meer daadkracht dan wanneer urgentie ontbreekt.
De Franse president Macron trekt de kar. Hij zwaait sinds zijn aantreden een jaar geleden voortdurend met plannen voor meer integratie, werpt zich op als de leider om de EU vooruit te helpen. De verkiezingen in Duitsland en de lange formatie daar zorgden voor vertraging. Nu Merkel een nieuw mandaat heeft als bondskanselier probeert hij samen met haar voorstellen te ontwikkelen. De Duits-Franse as bleek in het verleden vaak de motor om in Brussel besluiten tot stand te brengen.
Er circuleren ambitieuze ideeën. Die zijn veelal te herleiden tot uitbreiding van de mogelijkheden om landen waar het niet goed gaat –met hoge werkloosheid, zwakke banken of zware schulden– financieel bij te staan. Een fonds bijvoorbeeld voor de eurozone, een eigen begroting zo u wilt, met eventueel ook nog een eigen minister van Financiën en misschien zelfs uitgifte van gezamenlijke obligaties (eurobonds). Het accent ligt op grotere onderlinge solidariteit. En dat stuit bij diverse lidstaten op weerstand. Zij willen ook graag meer discipline. Nederland heeft daarom een groep met Denemarken, Zweden, Finland, Estland, Letland, Litouwen en Ierland om zich heen verzameld om dit laatste te bepleiten.
Laat landen eerst eens –dan moeten we vooral denken aan de zuidelijke– voldoende orde op zaken stellen: de begrotingstekorten verder omlaag, schulden afbouwen, de arbeidsmarkt hervormen, banken saneren. Wat bijvoorbeeld dit laatste betreft: de noordelijke partners voelen niet voor een Europees depositogarantiestelsel, het sluitstuk van de bankenunie, zolang er in het zuiden veel kredieten op de bankbalansen staan die oninbaar zijn.
De EU fungeert altijd al als een soort transferunie. Er stroomt geld van rijkere naar armere landen, om die economieën te verbeteren. Maar de dure reddingsoperaties voor Griekenland hebben het draagvlak onder de bevolking, zeker ook in Nederland, voor het opbrengen van die lasten bepaald niet versterkt.
Bij de beoogde hervormingen zal meer met twee woorden moeten worden gesproken: solidariteit én discipline; betere mechanismen om crises op te lossen, maar tevens strengere praktijken om die te voorkomen.