Economie

Wisselen van baan: de nieuwe zuster kan best man van veertig zijn

Robotisering zou banen doen verdwijnen. Een recent OESO-rapport stelt echter gerust. Slechts 11 procent van de Nederlandse banen loopt hierdoor het risico binnen twintig jaar verdwenen te zijn.

Leontine Treur
14 April 2018 14:50Gewijzigd op 17 November 2020 03:44
beeld ANP, Piroschka van de Wouw
beeld ANP, Piroschka van de Wouw

Dat wil niet zeggen dat het zo’n vaart niet loopt met die automatisering. Want de OESO schat ook dat –bovenop die 11 procent– nog eens 29 procent van de banen in ons land weliswaar niet zal tenietgaan, maar wél ingrijpend kan veranderen. Ook ontstaan nieuwe banen. Per saldo kunnen er zelfs meer banen ontstaan dan er verdwijnen.

Naast automatisering spelen ook andere belangrijke ontwikkelingen. Zo leidt de vergrijzing tot een grotere vraag naar medisch en verzorgend personeel. En als alle woningen straks aardgasvrij moeten zijn, dan betekent dat extra werk voor bouwers en installateurs. Al die veranderingen op de arbeidsmarkt gaan zó snel, dat ze niet alleen kunnen worden opgevangen door de toekomstige starters. Steeds meer mensen zullen tijdens hun loopbaan van beroep moeten veranderen.

Volgens adviesbureau McKinsey is de impact van die opeenstapeling van ontwikkelingen wel sterk afhankelijk van de snelheid waarmee technologische veranderingen worden geïmplementeerd. Een hoog implementatietempo levert ook de meeste welvaart op. In dat scenario zou tussen 2016 en 2030 maar liefst 45 procent van alle werkenden in westerse landen als Duitsland en de VS van beroep moeten wisselen en twee derde van hen zelfs ook van beroepsklasse; bijvoorbeeld van de commerciële of administratieve sector naar de pedagogische.

Uitdaging

Bij een gematigder tempo gaat het nog altijd om 24 procent die van beroep zou moeten wisselen, waarvan een derde –8 procent van het totaal– van beroepsklasse.

Zo’n gematigd scenario klinkt voor Nederland best haalbaar. Het CBS becijferde namelijk dat vorig jaar maar liefst 637.000 werkenden van 25 jaar en ouder van beroep veranderden; dat is bijna 9 procent van alle werkenden van 25 jaar en ouder. Twee derde van hen wisselde ook van beroepsklasse. Maar als bijna de helft van alle werkenden voor 2030 van beroep moet wisselen, is dat nog wel een flinke uitdaging. Want waar liggen je kansen, en is daarvoor extra scholing nodig? Dat is voor veel mensen nauwelijks te overzien.

De Tweede Kamer heeft onlangs een voorstel aangenomen voor een werk-APK om mensen hierbij te helpen. Maar hoe zo’n werk-APK er precies uitziet en welke instantie deze gaat uitvoeren is nog niet duidelijk.

Werkgevers en onderwijsinstellingen zullen in elk geval een belangrijke rol spelen. Want maar weinig werkenden hebben de tijd en het geld om opnieuw een meerjarige voltijdopleiding te volgen. Het combineren van werk met deeltijdonderwijs of losse modules sluit veel beter aan op hun behoeften.

Om te mogen werken in de gezondheidszorg en het onderwijs gelden in principe strenge diploma-eisen, maar ook daar lijkt een mouw aan te passen. Zo bestaan in het onderwijs al sinds jaar en dag programma’s voor zij-instromers. Die zijn er ook steeds vaker in de zorg: in het Sectorplan Plus zijn extra subsidies beschikbaar gemaakt voor duale werk-leerroutes. De nieuwe zuster kan dus best een man van veertig zijn.

De auteur is econoom bij RaboResearch.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer