Verplichte opvang voor alle peuters maakt vooralsnog weinig kans
De onderwijswethouders van de vier grote steden vinden dat er een instelling moet komen waar alle peuters tussen de 2,5 en de 4 jaar oud verplicht een aantal uren per week naartoe gaan. Deze kabinetsperiode maakt hun wens weinig kans.
Op dit moment zijn er twee soorten opvang voor peuters: de voorschool en de kinderopvang. De voorschool is bedoeld voor kinderen die een leerachterstand hebben, vaak omdat ze uit het buitenland afkomstig zijn of vanwege een gering opleidingsniveau van ouders. Deze zogeheten voor- en vroegschoolse educatie biedt spelenderwijs een onderwijskundig programma, zodat de kinderen een goede start kunnen maken in het basisonderwijs.
Daarnaast is er de gewone opvang voor kinderen van wie de ouders werken.
De onderwijswethouders van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben een handig moment uitgekozen om hun punt onder de aandacht van de politiek te brengen. Woensdag en donderdag debatteert de Tweede Kamer met de nieuwe ministers van Onderwijs, Van Engelshoven (D66) en Slob (ChristenUnie), over de onderwijsbegroting voor 2018.
In NRC Handelsblad van dinsdag komen de vier onderwijswethouders met een rigoureus voorstel. Ze vinden dat álle peuters naar een voorschool moeten, dus niet alleen de kinderen die risico lopen op een achterstand.
Segregatie
De argumenten die ze gebruiken, liggen heel goed in het Haagse. Alle peuters verdienen het om zich „op een spelende manier goed te ontwikkelen.” Verder willen ze dat de peuters elkaar tegenkomen. En dat dus niet de ene naar de voorschool gaat en de andere naar de kinderopvang. „Het is niet goed als je al vanaf je tweede gesegregeerd bent”, aldus onderwijswethouder Kukenheim (D66) uit Amsterdam.
Overigens staan de wethouders met hun idee niet alleen. De Sociaal-Economische Raad en de Onderwijsraad pleiten al langer voor één peutervoorziening vanaf 2,5 jaar. Het grote ‘probleem’ is echter dat de voorschool en de kinderopvang betaald worden uit twee verschillende potjes. De voorschool valt formeel onder het achterstandenbeleid en dat financiert het ministerie van Onderwijs. Kinderopvang is er vooral om ouders de mogelijkheid te geven deel te nemen aan het arbeidsproces en valt onder het ministerie van Sociale Zaken.
Mede daarom maakt het idee voor een verplichte opvang met scholing vooralsnog weinig kans. Sowieso niet in deze kabinetsperiode. In het regeerakkoord dat VVD, CDA, D66 en ChristenUnie met elkaar sloten, zijn daarover geen afspraken gemaakt. De christelijke partijen zijn daartegen. Het plan kost ook veel geld.
Het nieuwe kabinet investeert ook nog eens 170 miljoen in de voorschoolse opvang, waardoor peuters in plaats van tien uur, zestien uur taal- en rekentraining krijgen. Daar moeten de grote steden het deze periode mee doen.
Vlucht naar voren
De noodkreet van de wethouders zou weleens een heel andere achtergrond kunnen hebben. Minister Slob gaat in de komende jaren de gelden voor de onderwijsachterstanden herverdelen. Daardoor zouden de grote steden weleens miljoenen euro’s kunnen verliezen. Hun appel heeft alles weg van een vlucht naar voren: nu hoog inzetten, om ten minste te kunnen behouden wat er nu beschikbaar komt.